De inspecteur mag de afroommethode niet toepassen voor de berekening van het gebruikelijke loon van een dga, als in de bv ook andere werknemers werken. In een zaak bij Gerechtshof Amsterdam lukte het de fiscus niet om de rechter ervan te overtuigen dat hij bij de berekening niet was uitgegaan van de afroommethode.
De Hoge Raad had in deze zaak eerder beslist dat de afroommethode niet mag worden toegepast als naast de dga nog enige werknemers in dienst van de vennootschap werkzaam zijn. In zo’n geval kan namelijk niet worden aangenomen dat de opbrengsten van die vennootschap (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de arbeid die de directeur in zijn hoedanigheid van werknemer verrichte. Zie ook het artikel ‘Geen afroommethode bij bv met verschillende werknemers’. De Hoge Raad had de zaak verwezen naar Gerechtshof Amsterdam. De verwijzingsrechter oordeelde nu dat de inspecteur niet aan zijn bewijslast had voldaan. De inspecteur nam – wederom – de opbrengsten van de bv als uitgangspunt voor zijn berekening van het gebruikelijk loon. Dit was in strijd met het verwijzingsarrest. De inspecteur probeerde het ook nog met de ‘winstreductiemethode’, maar die vertoonde zoveel gelijkenissen met de afroommethode, dat het hof niet tot een ander oordeel kwam. De verhoging van het gebruikelijke loon was dus onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Wet: artikel 12a Wet LB
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 13 maart 2014 (gepubliceerd op 16 maart 2014), ECLI:NL:GHAMS:2014:783
Geef een reactie