Als betalingsonmacht in de afdrachtfase ontstaat, moet een bestuurder binnen twee weken na het ontstaan hiervan melding maken. Hij kan niet wachten tot de inspecteur de naheffingsaanslagen oplegt. Dit kwam naar voren bij Hof Amsterdam.
Een bestuurder probeerde onder de bestuurdersaansprakelijkstelling uit te komen. Hij stelde onder meer dat in zijn geval de meldingstermijn begon te lopen twee weken na het vervallen van de naheffingsaanslagen (in plaats van twee weken nadat de belasting zou moeten zijn afgedragen). Van deze afwijkende meldingstermijn is echter alleen sprake als de belasting die is verschuldigd op grond van de naheffingsaanslagen meer is dan de belasting die op grond van de aangifte had moeten worden afgedragen. Dit was volgens het hof niet aan de orde. Ook het feit dat pas laat een loonbelastingnummer was toegekend zorgde er niet voor dat de afwijkende meldingstermijn van toepassing was. De vertraagde toekenning liet de verplichting tot het tijdig afdragen van de verschuldigde loonheffingen onverlet, zo oordeelde het hof. In dit geval was de betalingsonmacht ontstaan na de standaardtermijn van twee weken, maar vóórdat de naheffingsaanslagen waren opgelegd. En ook in dat geval is sprake van een betalingsonmacht die is ontstaan in de afdrachtsfase, zodat de bestuurder hiervan uiterlijk twee weken nadat de situatie van betalingsonmacht zich had voorgedaan melding moest maken. Melding van betalingsonmacht kon niet meer rechtsgeldig plaatsvinden in de naheffingsfase, zo oordeelde het hof.
Wet: artikel 7, eerste lid en tweede lid Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 28 november 2013 (gepubliceerd 4 december 2013), ECLI:NL:GHAMS:2013:4256
Geef een reactie