Wanneer duurt het verloop van de bezwaar- en beroepsprocedure onredelijk lang? De Hoge Raad gaf eerder al vuistregels, maar heeft nu nadere aanknopingspunten gegeven over hoe kan worden bepaald of sprake is van overschrijding van de onredelijke termijn.
Belanghebbende in deze zaak eiste een immateriële schadevergoeding omdat de behandeling van het geschil dat hij had met de fiscus erg lang had geduurd. Volgens het hof had belanghebbende dit deels aan zichzelf te wijten, omdat hij niet had aangedrongen op een snelle behandeling van zijn zaak en nooit had geklaagd over de voortgang van de bezwaarprocedure. De Hoge Raad gaf echter aan dat de aanspraak op schadevergoeding niet om die reden kon worden afgewezen of beperkt. Van de vuistregels die de Hoge Raad eerder gaf over de beoordeling of een bepaalde fase van het proces langer heeft geduurd dan redelijk is, kan worden afgeweken in geval van bijzondere omstandigheden. In deze zaak gaf de rechter aan dat zich geen bijzondere omstandigheid voordoet als de rechter op verzoek van een partij de zitting voor de eerste keer uitstelt. Er is ook geen sprake van een bijzondere omstandigheid als de belanghebbende maar een (geringe) kans op succes heeft in de procedure. Hierdoor was de redelijke termijn inderdaad overschreden. De Hoge Raad kon de zaak afdoen en veroordeelde zowel de inspecteur (€ 2000) als de minister van Veiligheid en Justitie (€ 1500) tot vergoeding van de immateriële schade die belanghebbende had geleden.
Meer informatie: Hoge Raad, 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1461
Geef een reactie