Misschien had nog nooit iemand het eerder geprobeerd en wilde hij de eerste zijn. Of dacht hij echt dat hij een kans maakte. In ieder geval stond onlangs een dga voor de rechter die de MKB-winstvrijstelling claimde met een beroep op het discriminatieverbod en het gelijkheidsbeginsel.
Een directeur-grootaandeelhouder claimde in zijn aangifte inkomstenbelasting de MKB-winstvrijstelling ter grootte van 12% van zijn loon. De inspecteur weigerde dit uiteraard. Rechtbank Gelderland dook in de wetsgeschiedenis en vond daarin dat de MKB-winstvrijstelling is bedoeld als stimulans voor ondernemersactiviteiten en de tegenhanger is van de verlaagde Vpb-tarieven. Het pleidooi dat de wetgever ook een andere keuze had kunnen – en volgens de dga had moeten – maken kon niet slagen. Het is immers niet aan de belastingrechter om de innerlijke waarde of billijkheid van wettelijke voorschriften te beoordelen. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel van artikel 26 IVBPR en het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM slaagde niet, omdat er geen sprake was van gelijke gevallen. Maar ook indien daarvan wel sprake zou zijn dan bestaat voor dit onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging, zo oordeelde Rechtbank Gelderland.
Update
De dga is inmiddels in hoger beroep gegaan, maar Hof Arnhem-Leeuwarden (25 augustus 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6337) heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Wet: artikel 3.79a Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 24 juli 2014, nr. ECLI:NL:RBGEL:2014:4585
Geef een reactie