Als een dga bij zijn inkeer meldt dat mogelijk buitenlandse vennootschappen zijn betrokken bij zijn belastingontduiking, zal de Belastingdienst meer willen weten van de buitenlandse vennootschappen waarmee de B.V. van de dga handelt. Als het redelijke vermoeden ontstaat dat de dga feitelijk de uiteindelijk gerechtigde is van zo’n buitenlandse vennootschap, mag de inspecteur hem via een beschikking vragen om gegevens van deze handelspartner.
In een zaak voor Rechtbank Den Haag had een dga bij zijn inkeer opgemerkt dat misschien buitenlandse vennootschappen waren betrokken bij zijn belastingontduiking. Zo regelde een oud-stagiair van de B.V. in China via een Ltd de fabricage en inkoop van materialen voor de B.V. Volgens de dga was de Ltd een derde, maar hij had de Ltd wel gebruikt om winsten af te romen. Daarom wilde de inspecteur de bankrekeningen van de Ltd integraal inzien. Normaal gesproken zou de Belastingdienst daartoe een aanvullend verzoek aan China kunnen sturen. De dga verzocht de inspecteur om gezien zijn commerciële belangen zorgvuldig te handelen richting China. Volgens de fiscus kon de dga zelf ook de stukken opvragen bij de Ltd. Toen de dga dit weigerde, legde de Belastingdienst hem een informatiebeschikking op. De rechtbank meent dat dit terecht is. De Belastingdienst mag gezien de omstandigheden het vermoeden hebben dat de Ltd wel degelijk een gelieerd lichaam is. Het is ook mogelijk dat de dga de uiteindelijk gerechtigde (ultimate beneficial owner of UBO) van de Ltd is. Daarom kunnen de stukken van de Ltd van belang zijn voor het bepalen van de belastingschuld van de dga.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 31 mei 2018 (gepubliceerd 20 juli 2018), ECLI:NL:RBDHA:2018:6597
Geef een reactie