Als een schuld aan een verbonden (rechts)persoon wordt overgedragen, mag de fiscus toetsen of nog steeds sprake is van een compenserende heffing. Is dat niet het geval, dan kan er een einde komen aan de renteaftrek.
In een zaak voor de Hoge Raad (zie ook ‘Renteaftrekbeperking door uitblijven bedrijfsopvolging’ )
had een bv op 1 januari 1998 een deelneming overgenomen van een exploitatiemaatschappij, die een zustermaatschappij van de bv was. Daarbij was de bv de koopsom schuldig gebleven. Over deze schuld betaalde zij rente aan haar zustermaatschappij. In deze situatie kan de Belastingdienst de renteaftrek weigeren bij wijze van antiwinstdrainagemaatregel. Omdat de rente bij de exploitatiemaatschappij was belast tegen een redelijk tarief, mocht de bv de rente toch aftrekken.
Nieuwe situatie
Vier jaar later droeg de exploitatiemaatschappij haar vordering op de bv over aan een nv. Deze nv was opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen en daar ook gevestigd. Na de cessie was een nieuwe situatie ontstaan. Immers de bv had nu een nieuwe crediteur die viel onder een ander belastingregime. Dit gaf de fiscus volgens de Hoge Raad het recht om opnieuw te toetsen of er redenen waren om de renteaftrek te weigeren. De toets van de antiwinstdrainagemaatregel is dus niet eenmalig, maar wordt herhaald bij een wijziging van omstandigheden. In deze zaak bleek de nv niet onder een compenserende heffing te vallen. De inspecteur had de renteaftrek dan ook terecht geweigerd.
Wet: artikel 10a, eerste lid, onderdeel b en derde lid, onderdeel b wet Vpb 1969
Meer informatie: Hoge Raad, 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:466
Geef een reactie