Ook als een ambtenaar de eiser in de bezwaarprocedure in het gelijk heeft gesteld, kan hij toch een procesbelang hebben in een beroepsprocedure.
Bij uitspraak op bezwaar verlaagde de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van een object zoals verzocht door de eigenaar. Toch ging de eigenaar nog in beroep, waar hij een nog lagere waarde bepleitte. Volgens de heffingsambtenaar moest het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege gebrek aan procesbelang. Rechtbank Den Haag verwierp dit standpunt, omdat de eiser in de bezwaarfase geen rechten had prijsgegeven of een vaststellingsovereenkomst had gesloten ten aanzien van de WOZ-waarde van de onroerende zaak. Daarbij had hij na de uitspraak op bezwaar gemotiveerd een lagere waarde van het object bepleit. Er was geen sprake van misbruik van het procesrecht. Voor zover het geschil zag op de waarde van het object op de peildatum, ging de rechtbank niet mee in de berekening van de lagere waarde van de eigenaar. Bij het bepalen van de WOZ-waarde doet het meer recht aan de realiteit om deze te baseren op in de markt gerealiseerde prijzen rond de waardepeildatum, zoals verweerder had gedaan.
Wet: artikel 22 Wet waardering onroerende zaken, artikelen 6:6 en 8:1 Algemene wet bestuursrecht
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 2 oktober 2015 (gepubliceerd 7 januari 2016), ECLI:NL:RBDHA:2015:14744
Geef een reactie