Particuliere verhuurders die het oneens zijn met de Staat over de zogenoemde verhuurderheffing, moeten een zaak aanspannen bij de belastingrechter. Dat is het oordeel van de voorzieningenrechter in Den Haag in een civiel kort geding dat de verhuurders hierover hadden aangespannen tegen de Staat.
De verhuurders wilden af van de verhuurderheffing, op grond waarvan verhuurders met meer dan tien huurwoningen in de gereguleerde sector een heffing dienen te voldoen, berekend op basis van de WOZ-waarde van deze woningen. Deze heffing zou naar hun zeggen tot gevolg hebben dat zij structureel verlies lijden op hun woningen en dat zij ten onrechte gelijk worden behandeld met de woningcorporaties, die al jarenlang profiteren van het rijksbeleid. Het is echter aan de belastingrechter om te beoordelen of dit mag. De verhuurderheffing is immers een belasting.
De voorzieningenrechter oordeelt verder dat een aantal andere maatregelen geen ontoelaatbare staatssteun ten gunste van de woningcorporaties opleveren. De verhuurders hadden dit proberen aan te tonen ten aanzien van onder meer de in Wet maatregelen woningmarkt II opgenomen mogelijkheid tot heffingsvermindering en de afspraken uit het zogenoemde Aedesakkoord. De voorzieningenrechter ging hier echter niet in mee.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 7 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:5582
Geef een reactie