Bij de heffing van onroerendezaakbelasting geldt een vrijstelling voor werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen kwalificeren. De Hoge Raad heeft onlangs in een zaak aangegeven wanneer sprake is van een op zichzelf staand gebouw.
Een bv die een tankterminal in eigendom had kreeg in 2005 een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. De bv ging tegen de aanslag in beroep en de zaak kwam uiteindelijk voor de Hoge Raad. In geschil was of de werktuigenvrijstellig van toepassing was op het leidingwerk en de laad- en losarmen die aanwezig waren op het terrein van het tankerterminal. De Hoge Raad oordeelde anders dan het hof dat het ontbreken van een zelfstandige functie van de betreffende onderdelen daarbij niet de doorslag geeft. Het gaat om de vraag of een onderdeel in bouwkundig opzicht zelfstandigheid bezit binnen het bedrijfscomplex. Het hof had daarom moeten onderzoeken of de constructie van het leidingwerk en de laad- en losarmen op zichzelf beschouwd als een gebouwd eigendom kwalificeerden. Mocht dat zo zijn, dan was voor toepassing van de werktuigenvrijstelling het tankterminal niet als één gebouwd eigendom aan te merken. De Hoge Raad verwees de zaak dan ook naar een ander hof om de zaak opnieuw te beoordelen.
Wet: artikel 2 lid 1 e Uitv.reg. uitgezonderde objecten WOZ
Meer informatie: Hoge Raad, 27 januari 2012, LJN: BR7057
Geef een reactie