Een naheffingsaanslag BPM mag al worden opgelegd vóórdat de betreffende auto is geregistreerd in het kentekenregister, zo oordeelde De Hoge Raad.
In de betreffende zaak had de inspecteur een naheffingsaanslag BPM opgelegd aan een bv die aangifte BPM had gedaan voor een geïmporteerde auto. Omdat de auto een kilometerstand van 747 én een beschadiging aan de bumper had, was de bv uitgegaan van een gebruikte auto. De inspecteur vond dat het ging om een nieuwe auto, waarvoor een hoger bedrag aan BPM was verschuldigd. Hij legde voor het verschil een naheffing op, en deed dat vóórdat de auto was geregistreerd door de RDW. In geschil was of deze naheffing wel voor de registratie kon worden opgelegd, en de Hoge Raad besliste dat dit mocht. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 6 lid 2 Wet BPM volgt dat de BPM wordt verschuldigd bij het indienen van de aangifte en het betalen van het aangegeven bedrag. Volgens de Hoge Raad kan een eventueel te weinig aangegeven bedrag worden nageheven, ook als de auto op dat moment nog niet is geregistreerd. Dat het belastbare feit – de registratie van de auto – pas later plaatsvindt, is niet relevant.
Wet:
Meer informatie: Bron: Hoge Raad, 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:64
Geef een reactie