Een belastingplichtige die naar het buitenland emigreert kan nog steeds een uitnodiging krijgen van de fiscus tot het doen van aangifte. Van een verboden vertrekbelemmering is pas sprake wanneer de belastingplichtige slechter wordt behandeld dan de niet vertrekkende belastingplichtige.
Hof Den Bosch kwam tot dit oordeel in een zaak die was aangespannen door een bv die een aanslag vennootschapsbelasting inclusief verzuimboete kreeg opgelegd nadat de feitelijke leiding naar België was verplaatst. De enige aandeelhouder van deze bv verplaatste het kantoor van de bv kort na zijn emigratie naar zijn woonadres in België. Een paar maanden later waren de statuten aangepast aan het Belgische vennootschapsrecht. Volgens de bv vormde de aangifteplicht een ongeoorloofde vertrekbelemmering en was daarom in strijdt met de verdragsvrijheden. Zo zouden vennootschappen die naar vreemd recht zijn opgericht na vertrek uit Nederland deze last en plicht in het algemeen niet hebben. Die vennootschappen zouden hierdoor gunstiger worden behandeld dan naar Nederlands recht opgerichte vennootschappen die vertrekken. Het hof wees de bv erop dat deze vorm van discriminatie is toegestaan onder voorwaarde dat de Nederlandse vennootschap na vertrek nationale behandeling houdt. Dat was hier aan de orde, nu de bv na de verplaatsing van de zetel een aangifteplicht had, hetgeen ook geldt voor niet vertrekkende vennootschappen. Er was daarom geen sprake van een verboden vertrekbelemmering. De inspecteur kon op grond van de feiten over voorafgaande jaren het vermoeden hebben dat de bv belastingplichtig was in Nederland en mocht de bv daarom uitnodigen tot het doen van aangifte. De rechter zag daarom geen reden om de aanslag en de boete te vernietigen.
Wet: artikel 2, lid 4, van de Wet vennootschapsbelasting 1969
Meer informatie: Hof Den Bosch, 28 februari 2014 (gepubliceerd op 19 maart 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:565, 12-00343
Geef een reactie