Staatssecretaris Van Rij en minister Abdul Hassan Mahmood Ali van Bangladesh hebben in Dhaka een nieuw belastingverdrag ondertekend.
Ruimere heffingsrechten
Nederland geeft Bangladesh in het belastingverdrag meer heffingsrechten. Bangladesh is het eerste ontwikkelingsland dat behoort tot de laagste inkomenscategorie waarmee Nederland sinds het nieuwe verdragsbeleid van 2020 een nieuw verdrag heeft gesloten waarin een bronstaatheffing over brutobetalingen voor technische diensten is opgenomen. Hierdoor heeft Bangladesh het recht om 10% belasting te heffen wanneer vanuit Bangladesh een betaling voor technische diensten aan een Nederlandse dienstverlener wordt gedaan voor technische diensten die zijn verleend in Bangladesh. Daarnaast worden meer bronheffingsrechten toegekend door een verruiming van de vaste-inrichtingsbepaling in het verdrag. Een onderneming heeft zo sneller een belastbare aanwezigheid in het andere verdragsland, bijvoorbeeld bij het verrichten van diensten of verzekeringsactiviteiten. Er is ook een bronstaatheffing overeengekomen voor winsten behaald met de vervreemding van aandelen en vergelijkbare rechten in bedrijven die grotendeels bestaan uit onroerend goed.
Daarnaast zijn er in het verdrag afspraken gemaakt om belastingontwijking te voorkomen. Met deze en andere afspraken in het verdrag voldoet dit belastingverdrag aan de minimumstandaarden van het zogeheten Base erosion and profit shifting-project van de OESO/G20 tegen belastingontwijking.
Nederland zet zich in om een bijdrage te leveren aan de belastingheffing in ontwikkelingslanden, onder andere met het 23 ontwikkelingslanden-project, waar Bangladesh deel van uit maakt. Dit komt voort uit de duurzame ontwikkelingsdoelen, waarbij het genereren van eigen inkomsten door ontwikkelingslanden een belangrijk onderdeel is.
Voordat het verdrag in werking treedt, moet in beide landen nog de verplichte goedkeuringsprocedure worden doorlopen. In Nederland wordt het verdrag daarom eerst voor advies voorgelegd aan de Raad van State en vervolgens binnen vier maanden na ondertekening ter goedkeuring voorgelegd aan het parlement.
Geef een reactie