Zogeheten kwalificerende buitenlands belastingplichtigen hebben recht op bepaalde Nederlandse belastingvoordelen. In beginsel moet zijn inkomen dan voor minstens 90% zijn belast met Nederlandse loon- of inkomstenbelasting. Maar als het inkomen uit de woonstaat erg laag is, kunnen ook andere belastingplichtigen uit EU-lidstaten deze Nederlandse belastingvoordelen benutten.
Een alleenstaande man woonde heel 2016 in Frankrijk. Hij had in 2016 geen ander inkomen dan een AOW-uitkering van € 13.676 en een pensioen van € 31.959. Hij had in 2016 geen inkomstenbelasting in Frankrijk betaald. Dat kwam mede doordat op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Frankrijk alleen het heffingsrecht over de AOW-uitkering aan Frankrijk is toegewezen. Daarnaast betaalde in Frankijk een alleenstaande met de leeftijd van de man pas inkomstenbelasting vanaf een inkomen van € 14.771. De man stelde een zogeheten kwalificerende buitenlands belastingplichtige te zijn. Daardoor zou hij recht hebben op een aftrek van een negatief saldo uit de eigen woning, persoonsgebonden aftrekposten en de heffingskorting.
Niet voldaan aan eis hoofdregel
Maar de Belastingdienst betwist dat de man een kwalificerende buitenlands belastingplichtige is. Volgens de hoofdregel moet het inkomen van een alleenstaande voor minstens 90% zijn onderworpen aan de loon- of inkomstenbelasting. Daarbij moet men het inkomen schonen van onder andere de inkomsten uit eigen woning en de persoonsgebonden aftrek. In het geval van de man is maar ongeveer 70% onderworpen aan Nederlandse loon- of inkomstenbelasting. De man voldeed daarmee niet aan de eis van de hoofdregel. Rechtbank Zeeland-West-Brabant beaamt dit.
Niet voldaan aan eis uitbreiding
Voor belastingplichtigen uit een andere lidstaat van de EU, EER, uit Zwitserland of van de BES-eilanden geldt een verruiming van de kwalificatie. Ook als minder dan 90% van hun inkomen in Nederland is belast, kunnen zij een kwalificerende buitenlands belastingplichtige zijn. Dan moet zo’n belastingplichtige wel een pensioen, lijfrente of vergelijkbare uitkering genieten. Daarnaast moet hij aannemelijk maken dat hij vanwege de geringe hoogte van zijn inkomen in het woonland geen inkomstenbelasting is verschuldigd. De man stelt dat het daarbij uitsluitend gaat om zijn Franse inkomen. Maar de rechtbank is het met de fiscus eens dat voor de uitbreiding van de kwalificatie het wereldinkomen relevant is.
Geslaagd beroep op Unierecht
De man doet vervolgens een beroep op de Schumacker-rechtspraak. Bij zo’n beroep moet men kijken naar het inkomen uit de woonstaat van een belastingplichtige met buitenland inkomen. Let op, hierbij gaat het niet om het wereldinkomen. Is het inkomen uit de woonstaat zo laag dat de woonstaat niet (volledig) rekening kan houden met de persoonlijke en gezinssituatie? Dan moet de bronstaat belastingvoordelen met betrekking tot de persoonlijke en gezinssituatie toekennen. De rechtbank oordeelt dat het AOW-inkomen van de man inderdaad zo laag is dat de Schumacker-rechtspraak van toepassing is. Nederland moet daarom rekening houden met het negatieve inkomen uit eigen woning en de persoonsgebonden aftrek van de man. Ook heeft hij recht op heffingskorting. Omdat hij een Frans belastingvoordeel wel gedeeltelijk kon toepassen, heeft hij maar recht op een deel van de ouderen- en alleenstaande ouderenkorting.
Wet: art. 7.8 Wet IB 2001
Regeling: art. 21bis, eerste lid Uitv besl IB 2001
Geef een reactie