Als een Belgische werknemer in Nederland werkt maar stelt ook in het buitenland te werken, moet hij dit aannemelijk kunnen maken. Lukt hem dat niet, dan wordt de heffingsbevoegdheid over het loon in beginsel volledig toegewezen aan Nederland.
In een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant was een Belgische vrouw in beroep gegaan tegen aanslagen Nederlandse inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV). De vrouw was in dienstbetrekking bij een Nederlandse werkgever, maar stelde ook in het buitenland te werken. Daarom zou een deel van haar loon niet vallen onder de Nederlandse IB/PVV. Maar de vrouw kon niet aannemelijk maken dat zij met haar werkgever was overeengekomen dat zij binnen de normale arbeidstijd werkzaamheden in het buitenland zou verrichten. Sterker nog, volgens de inspecteur had de werkgever hem bevestigd dat de werkneemster uitsluitend in Nederland werkzaamheden verrichtte. De vrouw had tijdens de beroepsprocedure tijd genoeg gehad om een andersluidende verklaring van haar werkgever in te dienen, maar dit niet gedaan. Door dit alles werd de dienstbetrekking geacht geheel in Nederland te zijn vervuld. Daardoor kreeg Nederland het gehele heffingsrecht ten aanzien van het loon toegewezen.
Wet: artikel 7.2, tweede en zevende lid, Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 september 2016 (gepubliceerd 3 januari 2017), ECLI:NL:RBZWB:2016:6158
Geef een reactie