Rechtbank Noord-Nederland benadrukt de negatieve uitwerking van het begrip onbehoorlijk bestuur voor aansprakelijkstelling. Dat wil zeggen dat pas sprake is van onbehoorlijk bestuur als geen redelijk denkende bestuurder zo zou hebben gehandeld.
Volgens de fiscus kon een B.V. haar belastingschulden niet betalen als gevolg van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Daarom stelde de ontvanger van de belastingen de bestuurder en indirect enig aandeelhouder van de B.V. aansprakelijk. De bestuurder tekende beroep aan tegen de aansprakelijkstelling.
Omdat de betalingsonmacht tijdig was gemeld, moest de ontvanger bewijzen dat sprake was van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Hij wees erop dat de bestuurder de onderneming had laten voortbestaan na het faillissement van de twee grootste opdrachtgevers. Ieder redelijk handelende bestuurder zou na het oplopen van de vorderingen tot de bedragen van € 100.000 respectievelijk € 40.000 gestopt zijn met het uitlenen van personeel aan die opdrachtgevers, aldus de ontvanger. Maar de rechtbank is niet overtuigd. Bij de toets van kennelijk onbehoorlijk bestuur draait het niet om wat een redelijk handelend bestuurder zou doen. De vraag is of geen redelijk handelend bestuurder onder dezelfde omstandigheden had gehandeld zoals de aansprakelijkgestelde bestuurder. Pas bij overschrijding van die buitengrens is sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Daarbij moet men bovendien alle relevante omstandigheden en handelingen in totaliteit en in onderling verband wegen. Deze negatieve uitleg van de rechtbank blijkt positief nieuws te zijn voor de bestuurder. De rechtbank constateert dat de handelsvorderingen wel opliepen, maar dat een grote opdrachtgever tot aan het faillissement doorging met betalen. Het gaat te ver om te stellen dat geen redelijk handelend bestuurder zou doorgaan met het uitlenen van personeel. Al met al is geen sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Wet: art. 36, derde lid IW 1990
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 11 september 2018 (gepubliceerd 13 september 2018), ECLI:NL:RBNNE:2018:3631
Geef een reactie