De overdracht van een onderneming kwalificeert voor de omzetbelasting als de levering van een algemeenheid van goederen. Zo’n soort levering moet buiten de omzetbelasting blijven. Dit is in beginsel ook het geval als de verkopers niet alle goederen in één keer leveren.
Dit probleem speelde bijvoorbeeld bij een bv die in 2006 pelsdieren, machines en andere roerende zaken had gekocht. Bij deze aankoop hadden de leveranciers btw in rekening gebracht aan de bv. De bv trok deze btw af. In 2007 verkreeg de bv drie nertsenfarmen. Volgens de Belastingdienst vormden de nertsenfarmen, de dieren en roerende zaken samen een algemeenheid van goederen, namelijk een onderneming. De leveranciers hadden daardoor ten onrechte btw gefactureerd en de bv had ten onrechte de btw afgetrokken. Zowel Hof Den Bosch als de Hoge Raad was het eens met dit standpunt. In een arrest heeft het Hof van Justitie van de EU al geoordeeld dat het niet-leveringsbeginsel geldt voor elke overdracht van een handelszaak. Dit beginsel geldt ook bij de overdracht van een autonoom deel van een onderneming met (on)lichamelijke zaken die samen een onderneming of een bedrijfsonderdeel vormen waarmee men een autonome economische activiteit kan uitoefenen. De Belastingdienst mocht daarom de ten onrechte afgetrokken btw naheffen.
Wet: artikel 31 OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 7 september 2012, LJN: BX6641
Geef een reactie