De WOZ-waarde van een bedrijfspand kan niet met de huurwaardekapitalisatiemethode worden bepaald, als van de vergelijkingsobjecten geen huurprijzen bekend zijn. In dat geval moeten de gerealiseerde verkoopprijzen worden vergeleken.
De gemeente had de WOZ-waarde van drie magazijnen die belanghebbende verhuurde, bepaald aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode. Bij deze methode wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald door de bruto huurwaarde te vermenigvuldigen met de kapitalisatiefactor. De kapitalisatiefactor wordt bepaald door ligging, kwaliteit en voorzieningen van het object te vergelijken met de plaatselijke factoren, de vraag naar en het aanbod van gelijksoortige objecten en rentestanden. Op zich is dit voor magazijnen een bruikbare methode, vond Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mits de objecten vergelijkbaar zijn, er voldoende rekening is gehouden met de onderlinge verschillen en de huurwaarde traceerbaar is. In dit geval waren van de drie vergelijkingsobjecten echter alleen maar verkoopprijzen bekend en geen huurprijzen. Daarom lag een waardebepaling op basis van de vergelijkingsmethode van verkoopprijzen meer voor de hand. En aangezien die m2-prijs hoger lag dan waar de heffingsambtenaar mee gerekend had, oordeelde het hof dat de toegekende WOZ-waarden niet te hoog waren.
Wet: artikel 17, tweede lid Wet WOZ
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 augustus 2014 (gepubliceerd 3 september 2014), ECLI:NL:RBZWB:2014:5560
Geef een reactie