De inspecteur kan de opbrengst van een aandelenverkoop corrigeren als verkoopprijs onzakelijk is. Bij onderrentabiliteit kan de verkoopprijs van de aandelen lager zijn dan de intrinsieke waarde van de onderneming. Als een vader zijn aandelen dan voor een lagere waarde dan de intrinsieke waarde verkoopt, is de verkoopprijs toch zakelijk.
Een vader verkocht in 2013 de aandelen in zijn B.V. aan zijn zoon en maakte daarbij een verlies. De B.V. hield zich bezig met het houden en fokken van zeldzaam melkvee. Het vermogen van de B.V. bestond onder meer uit onroerende zaken. De verkoopprijs van de aandelen was aanzienlijk lager dan de intrinsieke waarde. Bij de waardebepaling van de aandelen was rekening gehouden met een badwill en met vervolginvesteringen.
Bedrijfswaarde
In geschil bij Rechtbank Gelderland is de vraag of de prijs van de aandelen zakelijk tot stand is gekomen. De inspecteur vond dat de prijs van de aandelen onzakelijk was. De rechtbank oordeelt dat de waarde in het economische verkeer van de aandelen in een vennootschap in beginsel de intrinsieke waarde is, tenzij er sprake is van over- of onderrentabiliteit van de onderneming. Bij de waardering van de aandelen heeft de accountant zich gebaseerd op de bedrijfswaarde van de onroerende zaken uit een taxatierapport. Dat zou bij een transactie met een derde ook zou zijn gebeurd. De inspecteur heeft niet aangetoond dat de accountant de waarde van de aandelen niet onafhankelijk heeft vastgesteld. Dus heeft de inspecteur ook niet aannemelijk gemaakt dat de verkoopprijs van de aandelen onzakelijk is. De rechtbank verwerpt ook de stelling van de inspecteur dat een zakelijk handelende ondernemer zou kiezen voor liquidatie van zijn onderneming in plaats van die te verkopen. De inspecteur had daarvoor moeten bewijzen dat de liquidatiewaarde gelijk is aan de intrinsieke waarde en dat heeft hij niet gedaan. Bovendien had de inspecteur moeten stellen en aannemelijk maken dat liquidatie van de onderneming rond de periode van aandelenverkoop was te verwachten of vanwege financiële redenen aangewezen zou zijn. De inspecteur heeft dit niet gesteld laat staan aannemelijk gemaakt.
Wet: art. 4.1 en 4.22 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 11 juni 2019 (gepubliceerd 13 juni 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:2579
Geef een reactie