Als de reden voor niet benutten van de mogelijkheid zelf verkoopwinst te behalen geen verband houdt met de aan- en verkoop van de grond, is niet daadwerkelijk afgezien van het realiseren van een voordeel. Het voordeel behoort volgens Rechtbank Noord-Nederland dan tot het resultaat uit overige werkzaamheden.
Een exploitant van een windturbine vernam in november 2007 dat de eigenaar van de grond die hij deels pachtte, deze grond wilde verkopen. De eigenaar bood hem de grond aan voor € 60.000 per hectare. De exploitant gaf aan de grond zelf niet willen kopen, maar besprak dit met zijn zakenpartner. Op 25 januari 2008 werd een overeenkomst gesloten voor de aankoop van de grond, ondertekend door de exploitant handelende ‘voor zich of een nader door hem aan te wijzen derde’ en handelende als gemachtigde voor zijn zakenpartner. Uiteindelijk heeft de zakenpartner samen met de drie kinderen van de exploitant de grond aangekocht en met winst doorverkocht. De verkoopwinst werd feitelijk niet genoten door vader, maar door zijn kinderen en de zakenpartner. Toch moest volgens de belastinginspecteur 50% van de opbrengst bij hem worden belast. Rechtbank Noord-Nederland was het met de inspecteur eens dat de exploitant in 2008 zelf de mogelijkheid had om met de aan- en verkoop van de grond een voordeel te behalen, maar van die mogelijkheid afzag en zijn kinderen daartoe de gelegenheid bood. Het behaalde voordeel was redelijkerwijs te voorzien door de exploitant, aangezien bij het aangaan van de koopovereenkomst de overeenkomst voor doorverkoop al was gesloten. Verder was aannemelijk dat hij het behalen van de verkoopwinst ook beoogde.
Bepaling van het resultaat uit overige werkzaamheden
Uit jurisprudentie maakte de rechtbank op dat als bij een belastingplichtige de mogelijkheid opkomt om een voordeel uit een overige werkzaamheid te behalen en hij die mogelijkheid niet benut maar een ander de gelegenheid geeft dit voordeel te behalen, dit voordeel kan worden aangemerkt als een voordeel dat is onttrokken aan het desbetreffende resultaatsvermogen. De mogelijkheid moet dan onbenut zijn gelaten voor aan die werkzaamheden vreemde doeleinden. De reden van de exploitant dat hij de zakelijke relatie met zijn zakenpartner niet wilde laten vertroebelen, was een schijnreden volgens de rechtbank. Verder hield deze reden geen verband met de overige werkzaamheid die tot het voordeel leidde (de aan- en verkoop van de grond). De exploitant had in het kader van zijn overige werkzaamheid dus niet daadwerkelijk afgezien van het realiseren van een voordeel, aldus de rechtbank. De inspecteur had de verkoopwinst dan ook terecht als resultaat uit overige werkzaamheden belast.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 28 juni 2016 (gepubliceerd 18 juli 2016), ECLI:NL:RBNNE:2016:3158
Geef een reactie