Zetelverplaatsing van een naar Nederlands recht opgericht lichaam heeft fiscale gevolgen. Dit besluit bevat enkele standpunten over deze fiscale gevolgen. Het besluit dient ter vervanging van het besluit van 6 maart 2001, nr. CPP2000/3020M.
Het moment van de verplaatsing van de werkelijke leiding ligt op het moment waarop de noodzakelijke voorbereidingshandelingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd en vaststaat dat de werkelijke leiding niet meer in Nederland wordt uitgeoefend. Het moment waarop het voorbereidingsbesluit tot zetelverplaatsing wordt genomen geldt nog niet als moment van zetelverplaatsing. De berekening van de eindafrekeningswinst vindt plaats naar dat latere moment. Voor de definitie van het begrip 'werkelijke leiding' wordt aangesloten bij de omschrijving die de Hoge Raad aan dit begrip heeft gegeven in zijn arrest van 23 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5105, luidende: 'Bij de beoordeling naar de omstandigheden van de vestigings-plaats van een lichaam moet in het algemeen ervan worden uitgegaan dat de werkelijke leiding van het lichaam berust bij zijn bestuur, en dat de vestigingsplaats overeenkomt met de plaats waar dit bestuur zijn leidinggevende taak uitoefent. Wanneer echter aannemelijk is dat de werkelijke leiding van het lichaam door een ander wordt uitgeoefend dan dat bestuur, kan er aanleiding zijn als vestigingsplaats van het lichaam aan te merken de plaats van waaruit die ander de leiding uitoefent'.
Aangifteplicht
Als de werkelijke leiding van een naar Nederlands recht opgericht lichaam is verplaatst, blijft dit lichaam belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Voor de toepassing van de Wet Vpb wordt een naar Nederlands recht opgericht lichaam namelijk altijd geacht in Nederland te zijn gevestigd. Als belastingplichtige kan het lichaam ook na vertrek worden uitgenodigd tot het doen van aangifte. Het lichaam is gehouden de aangifte te doen volgens alle wettelijke regels dus met opgave van alle gevraagde gegevens en toezending van alle gevraagde bescheiden (zoals jaarstukken en dergelijke). De bevoegdheid om ook na zetelverplaatsing een aangiftebiljet uit te reiken wordt door de inspecteur als volgt gebruikt: uitreiking van een biljet vindt plaats als ook na verplaatsing van de werkelijke leiding (mogelijk) een heffingsbelang of invorderingsbelang aanwezig blijft.
Aansprakelijkheid
De persoon die met de verplaatsing van de werkelijke leiding is belast, is hoofdelijk aansprakelijk voor de ten tijde van het vertrek verschuldigde belasting. Deze aansprakelijkheid geldt niet voor zover hij bewijst dat de niet voldoening van de belasting hem niet te wijten is.
Meer informatie: Besluit 5 februari 2018, gepubliceerd Staatscourant 19 februari 2018
Geef een reactie