Dit besluit is een samenvoeging van vier besluiten over winstbepaling voor de jaarwinst. De besluiten zijn samengevoegd om het overzicht voor en de bekendheid bij de gebruiker te vergroten en het actualiseren te vereenvoudigen.
In dit besluit zijn vier besluiten over winstbepaling voor de jaarwinst samengevoegd tot een meeromvattend besluit ‘Besluit Jaarwinst’. Ook besluiten die niet in dit besluit zijn samengevoegd kunnen relevant zijn voor het bepalen van de jaarwinst. Daarnaast biedt dit besluit in de toekomst ruimte om goedkeuringen en standpunten te publiceren die zien op bepaling van de jaarwinst, maar de omschrijving of inhoud van de afzonderlijke besluiten te buiten gaan. Het gaat om de volgende vier besluiten die achtereenvolgens in dit besluit zijn samengevoegd.
- Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Winst uit onderneming; voorraadwaardering. Besluit van 17 februari 2011, nr. BLKB 2011/178M (Stcrt. 2011, 3447).
- Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Goed koopmansgebruik: Passiefpost; Voorziening. Besluit van 26 februari 2020, nr. 2019-129344 (Stcrt. 2020, 14287) .
- Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Afschrijving. Besluit van 8 maart 2010, nr. DGB2010/1188M (Stcrt. 2010, 3992) .
- Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. (Op)waardering; verruimde achterwaartse verliesverrekening. Besluit van 16 juli 2014, nr. BLKB 2014/362M (Stcrt. 2014, 20943).
In dit besluit zijn ten opzichte van de besluiten die zijn samengevoegd inhoudelijk de volgende wijzigingen aangebracht.
- In onderdeel 2.1 ‘CO2-emissierechten’ zijn de verwijzingen naar NOx-emissiehandel vervallen. Het standpunt ten aanzien van NOx-emissiehandel heeft zijn relevantie verloren omdat het systeem van NOx-emissiehandel per 2014 is afgeschaft.
- In onderdeel 4.4 ‘Voortbrengingskosten immateriële activa’ is de laatste alinea vervallen. Dit onderdeel bevat een standpunt over het jaar waarin voortbrengingskosten van immateriële activa ineens kunnen worden afgeschreven. In de laatste alinea wordt ter verduidelijking ingegaan op in 2006 geactiveerde kosten waarop artikel 3.30, derde lid, Wet inkomstenbelasting 2001 niet van toepassing is omdat het artikel pas op 1 januari 2007 in werking is getreden. Omdat het jaar 2006 door tijdsverloop niet meer relevant is, is deze alinea vervallen zonder dat een inhoudelijke wijziging is beoogd.
- In onderdeel 4.6 ‘onderhanden werk en opdracht’ is de verwijzing naar artikel 10d Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geschrapt omdat dit artikel met ingang van 1 januari 2013 is vervallen.
- In onderdeel 4.7 ‘Toepassing afschrijvingsregels gebouwen’ wordt nu rekening gehouden met artikel 8, zesde lid, Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat luidt na de wijziging op 1 januari 2019. Daarmee is verduidelijkt dat voor vennootschapsbelastingplichtigen sinds 1 januari 2019 een percentage van 100% (in plaats van 50%) geldt voor gebouwen in eigen gebruik.
- Aan onderdeel 4.7 ‘Toepassing afschrijvingsregels gebouwen’ is naar aanleiding van vragen uit de praktijk een nieuw onderdeel C toegevoegd dat ziet op aanhorigheden. Dit betreft de toerekening van aanhorigheden aan gebouwen en de afschrijving op aanhorigheden.
- In onderdeel 4 is het onderdeel ‘Overgangsrecht afschrijving gebouwen; drie jaren’ vervallen. Dit onderdeel zag op een overgangsregeling voor de afschrijvingsbeperking op gebouwen. Als het gebouw vóór 1 januari 2007 in gebruik is genomen, kan na het boekjaar van ingebruikneming nog drie (hele) boekjaren ‘op de oude voet’ worden afgeschreven. Door tijdsverloop heeft dit onderdeel zijn relevantie verloren.
- In onderdeel 4 is het onderdeel ‘Berekenen maximale afschrijving’ vervallen. In dit onderdeel werd de werking van artikel 3.30, tweede lid, Wet inkomstenbelasting 2001 toegelicht. Omdat de werking ook met voorbeelden wordt toegelicht in de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 8, p. 62-65) en de bepaling inmiddels al een lange tijd van toepassing is, heeft dit onderdeel zijn toegevoegde waarde verloren.
Met het samenvoegen van de besluiten en de overige aanpassingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd. Van het besluit van 16 juli 2014, nr. BLKB 2014/362M is enkel onderdeel 2 over (op)waarderen, stelselwijziging en verliesverrekening in dit besluit overgenomen, omdat de rest van het besluit van 16 juli 2014 niet ziet op jaarwinstbepaling en binnen afzienbare tijd zijn belang zal verliezen. Het besluit van 16 juli 2014 zal tegen die tijd worden ingetrokken.
De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:
- het besluit van 17 februari 2011, nr. BLKB 2011/178M;
- het besluit van 26 februari 2020, nr. 2019-129344;
- het besluit van 8 maart 2010, nr. DGB2010/1188M.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 10 februari 2023.
Bron: Besluit van 25 januari 2023, nr. 2022-11246, Stcrt. 2023, 4100
Geef een reactie