Dit besluit is een samenvoeging van de vijf besluiten over winstbepaling voor de totaalwinst. De besluiten zijn samengevoegd om het overzicht voor en de bekendheid bij de gebruiker te vergroten en het actualiseren te vereenvoudigen.
Het besluit biedt in de toekomst ruimte om goedkeuringen en standpunten te publiceren die zien op de winstbepaling voor de totaalwinst, maar de omschrijving of inhoud van de afzonderlijke besluiten te buiten gaan. De volgende vijf besluiten zijn achtereenvolgens in dit besluit opgenomen.
- Inkomstenbelasting, winst uit onderneming; vermogensetikettering. Besluit van 24 januari 2006, nr. CPP2005/3134M.
- Inkomstenbelasting. Waardering woning bij overbrenging van ondernemingsvermogen naar privévermogen. Besluit van 20 juni 2018, nr. 2018-81323.
- Inkomstenbelasting. Winst uit onderneming. Kwijtscheldingswinst en verjaring. Besluit van 13 oktober 2004, nr. CPP2004/1616M.
- Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting. Winst (uit onderneming), resultaat uit een werkzaamheid. Van aftrek uitgesloten en in aftrek beperkte kosten. Besluit van 23 april 2020, nr. 2020-54978.
- Inkomstenbelasting. Winst uit onderneming; privégebruik woning. Besluit van 24 augustus 2004, nr. CPP2004/1912M.
Deze besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.
Inhoudelijk zijn de volgende wijzigingen aangebracht.
- In onderdeel 2.4.1 ‘Bijzondere omstandigheid bij huwelijk met mede-eigenaar?’ wordt nu gesproken over een gemeenschap van goederen om rekening te houden met de per 1 januari 2018 geldende Wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken.
- In onderdeel 3.2 ‘Waardebepaling woning bij verplichte overgang naar privé’ is verduidelijkt dat het compromisvoorstel ten aanzien van de te hanteren waarde bij overbrenging van een tot het ondernemingsvermogen behorende woning naar privé niet alleen van toepassing is op de woning zelf, maar ook op daarmee verbonden rechten als een opstalrecht.
- In onderdeel 4.1.1 ‘Geen verplichte winstneming bij verjaring van een schuld’ is de alinea over de civielrechtelijke gevolgen van verjaring vervallen, omdat dit ook aan bod komt in jurisprudentie en daarom geen toegevoegde waarde meer heeft. Ook het standpunt is geschrapt dat stelt dat voor toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 niet voldoende is dat sprake is van niet voor verwezenlijking vatbare rechten van de schuldeiser. De reden hiervoor is dat opname overbodig is omdat het standpunt volgt uit jurisprudentie, zoals HR 7 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD6783.
- In onderdeel 5.1.1 ‘Verkeersboeten ook voor autoverhuurder niet aftrekbaar’ is de tweede alinea vervallen. In deze alinea werd beschreven in welke situaties de autoverhuurder de sanctie en/of verhoging geheel of gedeeltelijk draagt. Omdat de verkeersboeten ook voor de autoverhuurder nimmer aftrekbaar zijn, was deze toelichting overbodig.
- In onderdeel 5.3.2 ‘Verstrekkingen aan werknemers (artikel 3.15, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001)’ wordt de geldigheid bevestigd van het standpunt dat de kosten en lasten in verband met aan werknemers verstrekte kerstpakketten niet aan de aftrekbeperking van artikel 3.15, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 onderhevig zijn.
- In onderdeel 5.5.1 ‘Uitgangspunten berekening gebruiksvergoeding’ is verduidelijkt dat in de rekenvoorbeelden geen rekening is gehouden met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECL:NL:HR:2021:1963, en de daaropvolgende wijzigingen in box 3. Ook staat aangegeven dat een wijziging in box 3 gevolgen kan hebben voor de toepassing van artikel 3.17, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Wet IB 2001. Tot slot is de berekening van de gebruiksvergoeding voor de jaren 2011 tot en met 2016 geschrapt omdat dit door tijdsverloop niet meer relevant is.
Met het samenvoegen van de besluiten en de overige wijzigingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 31 maart 2023.
Bron: Ministerie van Financien, 21maart 2023, nr. 2023-14431, Stcrt. 2023, 9568
Geef een reactie