Erik van Toledo behandelt in zijn Tax Talks e-learning de ontwikkelingen en mogelijkheden van lijfrenten voor dga’s en ondernemers.
Onder de huidige wet en regelgeving kunnen ondernemers en dga’s binnen bepaalde grenzen betaalde lijfrentepremies voor zijn oudedagsvoorziening aftrekken. In beginsel is deze aftrek beperkt tot het bedrag aan jaarruimte en de reserveringsruimte. Maar bij de omzetting van stakingswinst of een oudedagsreserve kan een ondernemer meer aan lijfrentepremie aftrekken. Van Toledo legt in de e-learning uit hoe men kan berekenen wat in totaal aan lijfrentepremie aftrekbaar is.
Gevolgen van Wet Toekomst pensioenen
Op 30 mei 2023 is de Wet Toekomst pensioenen aangenomen. Met deze wet wordt het verschil in fiscale premieruimte tussen de tweede pensioenpijler (werknemerspensioen) en de derde pijler (lijfrenteoudedagsvoorziening) gelijker getrokken. Dat gebeurt door een verhoging van de maximale premieruimte in de jaarruimte voor box 1-lijfrenten. Deze premieruimte gaat richting het premiegrensniveau dat structureel gaat gelden in de tweede pensioenpijler voor het ouderdomspensioen en partnerpensioen na pensioeningang. De jaarruimte voor box 1-lijfrenten is nu gemaximeerd op 13,3% van een bepaalde premiegrondslag. Deze aftrek-/premieruimte stijgt naar 30% van die premiegrondslag. Daarmee komt de aftrekruimte in de derde pensioenpijler meer in de buurt van de premieruimte die werknemers hebben in de tweede pijler. Daarnaast zal de wetgever de AOW-franchise per 1 januari 2024 koppelen aan het begrip franchise dat men hanteert in pensioensferen. Dit levert iets minder jaarruimte op.
Omzetting van oudedagsverplichting
Bij het uitfaseren van het pensioen in eigen beheer (PEB) hebben dga’s hun PEB kunnen omzetten in een oudedagsverplichting (ODV). Een ODV-aanspraak is om te zetten in een IB 2001-lijfrente. Als de ODV nog niet is ingegaan, hoeft men niet de hele ODV-aanspraak om te zetten in een lijfrente, zo legt Van Toledo uit. Het deel van de ODV dat niet is aangewend voor de verkrijging van een IB 2001-lijfrente dient in een periode van 20 jaar te worden uitgekeerd. Daarbij moet in beginsel sprake zijn van een gelijke tussenperiode van maximaal één jaar. Vindt de eerste ODV-uitkering plaatst voordat de dga de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt? Dan moet men de 20-jaarsperiode verlengen met de hele jaren die liggen tussen het uitkeren van de eerste ODV-termijn en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Een ODV die in de uitkeringsfase verkeert, is alleen in zijn geheel te benutten voor een lijfrente.
Wet: art. 3.124, 3.125, 3.127 en 3.129 Wet IB 2001 en art. 38p Wet LB
Bron: Tax Talks e-learning 5 september 2023 ‘Lijfrentemogelijkheden voor de IB-ondernemer en de dga’
Geef een reactie