Het staat belanghebbende niet vrij om in hoger beroep een andersluidend standpunt in te nemen dan hij uitdrukkelijk bij de rechtbank heeft ingenomen, heeft Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beslist.
In deze zaak was een bestuurder van een bv door de rechtbank aansprakelijk gesteld voor de belastingschulden van de bv. De rechtbank was uitgebreid ingegaan op de vraag of aan alle voorwaarden voor de aansprakelijkstelling was voldaan. De bestuurder ging in hoger beroep en deed tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep pas een beroep het Sopropé-arrest (HvJ EU, 18 december 2008).
Het hof ging ervan uit dat de gemachtigde van de bestuurder een ander standpunt innam en daarmee de uitlatingen herriep die waren gedaan bij de rechtbank. Het hof gaf hierbij aan dat het de gemachtigde niet vrijstond in hoger beroep een andersluidend standpunt in te nemen dan hij uitdrukkelijk bij de rechtbank had ingenomen. Volgens het hof mocht van de gemachtigde als een beroepsmatig rechtsbijstandverlener in redelijkheid worden verwacht dat hij zijn standpunt juridisch correct en zorgvuldig had gekozen en de gevolgen daarvan overzag. Nu de gemachtigde ondubbelzinnig, zonder voorwaarden en/of beperkingen zijn standpunt bij de rechtbank had verwoord, stond het hem niet vrij daarvan terug te komen. Daarnaast zou het beroep op het Sopropé-arrest op grond van de feiten de bestuurder toch niet baten. Ook het hof achtte de bestuurder van de bv aansprakelijk voor de belastingschulden.
Wet: Artikel 36, lid 2, Invorderingswet 1990
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 april 2016 (gepubliceerd op 15 april 2016), ECLI:NL:GHARL:2016:2869
Geef een reactie