Als naast een pand een nieuw pand wordt gebouwd dat uit compleet ander materiaal bestaat, zal in beginsel sprake zijn van twee verschillende objecten. Deze objecten zijn niet zo gemakkelijk als één object voor de btw aan te merken, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Gelderland.
Het ging om een B.V. die in de jaren 70 een onroerende zaak had gekocht. Deze onroerende zaak had tot 1959 alleen bestaan uit een pand van steen en hout. In 1959 was tegen dit pand een ander pand van beton gebouwd. Vanwege een winkel die in het oudste pand werd geëxploiteerd was op de begane grond een doorgang tussen beide panden gemaakt. Nadat in april 2009 een brand had gewoed in de onroerende zaak, moest een renovatie plaatsvinden. De inspecteur vond dat door deze renovatie een nieuwe onroerende zaak was ontstaan. De rechtbank gaf hem op dit punt gelijk. De onroerende zaak moest namelijk worden aangemerkt als twee panden voor de btw. Terwijl de schade aan het betonnen pand beperkt was, moesten de dragende delen en de fundering van het oude pand worden verwijderd. Vervolgens was het oude pand volledig opnieuw opgebouwd met nieuwe materialen en uitgebreid met een tweede verdieping. In wezen was daarbij sprake van nieuwbouw. Dit had weer als gevolg dat de toen geldende integratieheffing van toepassing was. Overigens kwam de rechtbank wel op een lager bedrag aan heffing uit dan de fiscus.
Wet: artikel 3, derde lid, onderdeel b Wet OB 1968 (tot en met 21 december 2013)
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 24 oktober 2017 (gepubliceerd 30 oktober 2017), ECLI:NL:RBGEL:2017:5504
Geef een reactie