Uit een uitspraak van Hof Arnhem blijkt dat bv’s met de vorming van een herinvesteringsreserve onder voorwaarden ook rekening mogen houden met de investeringsvoornemens van toekomstige aandeelhouders.
In de zaak voor Hof Arnhem ging het om een fiscale eenheid waartoe een dochtermaatschappij met een herinvesteringsreserve (hir) behoorde. De dochtermaatschappij had deze hir gevormd in verband met de verkoop van een aantal verhuurde onroerende zaken. In april 2004 verwierf de dochtermaatschappij de economisch eigendom van een hotel in Zwitserland. Zeven minuten later verkocht de moedermaatschappij de aandelen in deze dochtermaatschappij aan een derde bv. Dit betekende ook dat de dochtermaatschappij de fiscale eenheid verliet (ontvoeging). De inspecteur stelde dat hieruit bleek dat de fiscale eenheid in 2004 geen herinvesteringsvoornemen meer had. In dat geval moest de hir belast vrijvallen. De belastingrechter oordeelde dat de fiscale eenheid rekening mocht houden met het investeringsvoornemen van de toekomstige aandeelhouders en directie van de dochtermaatschappij. De directie van de dochtermaatschappij had namelijk in overleg met de nieuwe aandeelhouders haar oorspronkelijke vervangingsvoornemen vervangen door een nieuw voornemen. Dit voornemen hield in dat de dochtermaatschappij zou investeren in een door de nieuwe aandeelhouders aan te wijzen project. Dit project, de investering in het Zwitserse hotel, vormde een kwalificerende herinvestering.
Sanctie handel hir-lichamen
De inspecteur stelde vervolgens dat de hir na de aandelenoverdracht moest vrijvallen. Dit moet namelijk als het uiteindelijke belang in de desbetreffende bv voor minstens 30% is gewijzigd. Het hof wees de fiscus er op dat deze bepaling niet van toepassing was, omdat de herinvestering had plaatsgevonden kort vóór de aandelenoverdracht. De inspecteur slaagde er niet in aannemelijk te maken dat de belangenoverdracht feitelijk eerder had plaatsgevonden. Zijn beroep op fraus legis werd eveneens verworpen.
Wet: artikel 3.54 IB 2001 en artikelen 8, eerste lid en 12a Vpb 1969
Meer informatie: Hof Arnhem, 30 oktober 2012 (gepubliceerd op 15 november 2012), LJN: BY3249
Geef een reactie