Het kabinet stelt het invoeren van een nieuw stelsel voor de belasting op spaargeld en beleggingen (box 3) met een jaar uit, naar 2028. Dit betekent een derving van € 2,5 miljard. Het kabinet wil dit onder meer oplossen door in het huidige stelsel per 2026 het forfait voor de overige bezittingen te verhogen met 1,78% en het verlagen van het heffingvrije vermogen naar € 52.048. Dit schrijft staatssecretaris Van Oostenbruggen in een Kamerbrief over de stand van zaken wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3.
De uitspraak van de Hoge Raad over het geboden rechtsherstel in juni van dit jaar heeft zowel financiële consequenties als consequenties voor de uitvoering. De afgelopen tijd is daarom eerst onderzocht of een stelsel op basis van werkelijk rendement toch in te voeren is per 2027. Zo is er gekeken of het mogelijk is om het nieuwe box 3 stelsel in stappen in te voeren. Uit de verkenning is gebleken dat zo’n een tussenvariant voor zowel belastingplichtigen als de Belastingdienst complex is. De Raad van State heeft bovendien een aantal bezwaren geuit in het recent gepubliceerde advies over het nieuwe stelsel. Dit advies wordt op dit moment bestudeerd en mogelijke opties worden gewogen. Een stelsel op basis van werkelijk rendement is nog steeds het uitgangspunt voor dit kabinet. Het doel is een nieuw stelsel per 2028 in te voeren.
Het heeft de voorkeur van het kabinet om duidelijkheid te bieden aan belastingplichtigen, zodat zij niet afwisselend met verschillende vormen van een box 3 belasting worden geconfronteerd. Er is daarom gekozen om het huidige stelsel met een tegenbewijsregeling in ieder geval een jaar langer in stand te houden, dus tot en met 2027.
Het uitstel van het nieuwe stelsel zonder aanpassingen in het huidige stelsel betekent een aanvullende derving van zo’n € 2,5 miljard in 2027. Het uitgangspunt voor het kabinet is om dit zoveel mogelijk op te vangen binnen box 3. Dit wil het kabinet vooralsnog doen door in het huidige stelsel per 2026 het forfait voor de overige bezittingen te verhogen met 1,78% en het verlagen van het heffingvrije vermogen naar € 52.048.
Ondersteuning door vooraf invulling in de aangifte
In de aangifte inkomstenbelasting vanaf belastingjaar 2025 zal aan belastingplichtigen in de (digitale) aangifte de mogelijkheid worden gegeven om in het kader van de tegenbewijsregeling het werkelijk rendement op te geven en is er geen noodzaak meer om dit in het formulier OWR (Opgaaf Werkelijk Rendement) te doen. De Belastingdienst beschikt dan nog niet over gegevens van ketenpartners (banken, verzekeraars, Kadaster), waardoor (gedeeltelijke) voorinvulling van het werkelijk rendement niet mogelijk is. Beoogd wordt dat Nederlandse financiële instellingen het werkelijk rendement van beleggingen en verzekeringen met ingang van belastingjaar 2027 renseigneren aan de Belastingdienst zodat deze gegevens vanaf dit belastingjaar vooraf ingevuld kunnen worden in de aangifte in het kader van de tegenbewijsregeling.
Eigen gebruik onroerende zaken in de tegenbewijsregeling
In de kamerbrief van 17 september jl. is de Kamer geïnformeerd over de tegenbewijsregeling. Een openstaande vraag was of eigen gebruik een voordeel oplevert dat tot het werkelijke rendement gerekend moet worden. In de Kamerbrief is aangegeven dat het eigen gebruik van een onroerende zaak onderdeel is van het werkelijk rendement voor de berekening van het recht op herstel. De hoogte van dit rendement wordt gegeven door de werkelijke economische huurwaarde van de onroerende zaak. In de raming voor de besluitvorming in de Miljoenennota 2025 is ervan uitgegaan dat de gemiddelde economische huurwaarde (5,06% van de WOZ-waarde) vooraf wordt ingevuld in de aangifte inkomstenbelasting (het OWR). De begrippen “eigen gebruik” en “economische huurwaarde” zijn naar verwachting ingewikkeld voor belastingplichtigen. Door het vooraf invullen van het gemiddelde, wordt inzichtelijk gemaakt wat een gangbare waarde is. Belastingplichtigen kunnen hiervan afwijken als de economische huurwaarde in hun geval hoger of lager is. De economische huurwaarde kan echter niet worden gebaseerd op beschikbare contra informatie van een individuele belastingplichtige. Daarom is besloten om geen bedrag vooraf in te vullen, maar in plaats daarvan belastingplichtigen zo veel mogelijk te helpen bij het invullen met duidelijke toelichtingen.
Bron: Stand van zaken wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3, nr. 2024-0000565184, Ministerie van Financien, 13 december 2024
Geef een reactie