Op 1 januari 2015 is het begrip ‘samenhangende zaken’ voor de berekening van proceskostenvergoedingen verruimd. Deze wijziging kan ook effect hebben als de belanghebbende vóór 1 januari 2015 zijn beroep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verruiming van het begrip ‘samenhangende zaken’ directe werking heeft. Als een belanghebbende vóór 1 januari 2015 een beroepschrift heeft ingediend, maar pas na 1 januari 2015 een gerechtvaardigd vertrouwen op een proceskostenvergoeding ontstond, moet de belastingrechter gewoon de rekenregels vanaf 1 januari 2015 volgen. Het rechtszekerheidsbeginsel gaat niet zo ver dat burgers erop mogen vertrouwen dat regelgeving ongewijzigd blijft, maar dat hun gerechtvaardigde verwachtingen moeten worden geëerbiedigd.
Verschillende partijen in hoger beroep
De Hoge Raad verklaarde het cassatieberoep van de belanghebbende, een vof, toch gegrond, omdat in de voorafgaande procedure het hof te veel zaken als samenhangend had aangemerkt. Hierbij zaten ook zaken waarin niet de vof, maar de inspecteur in hoger beroep was gegaan. En tussen zaken waarin de belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld en zaken waarin de inspecteur hoger beroep heeft ingesteld, kan geen samenhang worden aangenomen. In dat geval heeft de belanghebbende in de onderscheiden zaken immers verschillende proceshandelingen verricht.
Wet: artikel 8:75 Awb
Besluit: artikel 3, tweede lid Besluit proceskosten bestuursrecht
Meer informatie: Hoge Raad 7 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:605
Geef een reactie