Door de hoge mate van internationalisering van de Nederlandse economie is de voorgestelde aanpassing van de kleineondernemersregeling een goede zaak volgens de NOB.
De mogelijkheid om de vrijstelling voor kleine ondernemers ook in andere EU-lidstaten dan de EU-lidstaat van vestiging mogelijk te maken, draagt bij aan het bereiken van een level playing field. Het verkorten van de periode gedurende welke een ondernemer bij overschrijding van de drempel of na een expliciete keuze de reguliere btw-regels verplicht moet toepassen of de vrijstelling verplicht moet toepassen, juicht de NOB ook toe. Dit levert de ondernemers de nodige flexibiliteit op.
Vaste inrichting
Wel verzoekt de NOB de wetgever op enkele punten met verduidelijkingen te komen. Dit betreft een verduidelijking hoe om te gaan met een vaste inrichting. Er moet tijdig duidelijkheid komen of een vaste inrichting een voor de kleineondernemersregeling kwalificerende ondernemer is. De NOB vraagt zich ook af of de fictie dat een ondernemer met een vaste inrichting in Nederland geacht wordt een in het buitenland gevestigde ondernemer te zijn, niet in strijd komt met de vrijheid van vestiging. Een ondernemer met zijn hoofdhuis in Nederland mag de kleineondernemersregeling toepassen ongeacht de hoogte van de EU-omzet. Een buitenlandse ondernemer met vaste inrichting in Nederland mag de kleine ondernemersregeling alleen toepassen bij een EU-omzet van € 100.000 of minder.
In de concept-Memorie van Toelichting staat dat een ondernemer die in Nederland kiest voor de voorgestelde kleineondernemersregeling, maar in het buitenland de algemene btw-regels toepast, geen recht heeft op aftrek van voorbelasting. De NOB zet vraagtekens bij deze toelichting. Volgens de NOB moet de ondernemer in de andere EU-staat kiezen voor toepassing van de vrijstelling. Nu hij dat niet heeft gedaan zou hij recht moeten hebben op aftrek van de buitenlandse voorbelasting in Nederland. De NOB roept de staatssecretaris op in de definitieve Memorie van Toelichting aan te geven waarom in deze situatie geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting.
Btw-richtlijn
Volgens de Btw-richtlijn kan de wetgever coulancemaatregelen opnemen, waarbij bij een overschrijding van maximaal 10% de ondernemer de kleineondernemersregeling toe mag blijven passen. De NOB wil in de Memorie van Toelichting zien waarom Nederland niet heeft gekozen voor die coulanceregeling.
De NOB wil de regeling dat ondernemers met een maximale omzet van € 1.800 zich niet bij de Belastingdienst hoeven te melden voor de vrijstelling voor kleine ondernemers nu al in de wet opgenomen hebben. Nu is dit geregeld in een beleidsbesluit. Voor de rechtszekerheid is het gewenst dit zo snel mogelijk in de wet op te nemen en niet pas bij implementatie van de richtlijn kleine ondernemersregeling.
De Belastingdienst mag in het wetsvoorstel in bijzondere gevallen meer tijd gebruiken om controles uit te voeren. In de Memorie van Toelichting is de toelichting hierop beknopt, terwijl de gevolgen voor ondernemers aanzienlijk kunnen zijn. De ondernemer zal immers gedurende de controle in Nederland, in de andere EU-lidstaat de vrijstelling voor kleine ondernemers niet kunnen toepassen. Er lijkt geen rechtsbescherming voor de ondernemer te zijn. Hij kan het niet nemen van een beslissing niet in bezwaar of in beroep laten toetsen, terwijl de lengte van de termijn waarbinnen de inspecteur een beslissing moet nemen bij bijzondere gevallen volledig open wordt gelaten.
Bron: NOB, Voorgestelde implementatie KOR maakt regeling meer toekomstbestendig, 21 januari 2021
Geef een reactie