De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft een aanvullende reactie op de internetconsultatie ‘Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen’ naar aanleiding van het consultatieverslag gepubliceerd.
Naar aanleiding van het onlangs gepubliceerde consultatieverslag bij de internetconsultatie ‘Concept Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen’ en de in het pakket Belastingplan 2025 voorgestelde wijzigingen vraagt de NOB nogmaals aandacht voor de ‘aanzienlijke nadelige gevolgen’ die zullen optreden bij een groot aantal beleggingsfondsen met de rechtsvorm van een cv.
Uit het consultatieverslag leidt de NOB af dat de gesignaleerde onduidelijkheid betreffende buitenlandse rechtsvormen die vergelijkbaar zijn met zowel de nv als de bv in een aangepaste versie van het conceptbesluit wordt weggenomen. Op één belangrijk onderdeel van het conceptbesluit bestaat nog veel onduidelijkheid en rechtsonzekerheid. Dit betreft de mogelijke herkwalificatie van een personenvennootschap, zoals een cv (kwalificerend als een beleggingsfonds cf. artikel 1.1. Wft), naar een (niet-transparant en dus belastingplichtig) fonds voor gemene rekening.
De zorgen zijn helaas niet weggenomen na publicatie van het consultatieverslag en de beantwoording van de Kamervragen gesteld naar aanleiding van het Belastingplan 2025 stelt de NOB.
Knelpunten bij de voorgestelde herkwalificatie
- Breuk met rechtsgeschiedenis
Doorbreken van de wetgeschiedenis en de decennialange praktijk van gescheiden kwalificatie van enerzijds beleggingsfondsen in de vorm van een cv en anderzijds beleggingsfondsen in de vorm van een fgr (fonds sui generis). - Criterium subjectieve belastingplicht
De voorgestelde wijziging heeft tot gevolg dat de subjectieve belastingplicht van een cv (als gevolg van herkwalificatie als fgr) mede afhankelijk is van het feit of de activiteiten van het lichaam in fiscale zin als beleggen worden aangemerkt. Dit criterium voor subjectieve belastingplicht brengt naar zijn aard rechtsonzekerheid met zich mee. We vragen ons ook af of dit wel past in de wetgeschiedenis. - Afrekening op ingangsdatum regelgeving
Door de herkwalificatie zullen aan winstbelasting onderworpen vennoten (Vpb of IB (Box 1)) moeten afrekenen over de meerwaarden in de tot 1 januari 2025 aan hen fiscaal toerekenbare vermogensbestanddelen. In overgangsrecht is niet voorzien. Dat klemt temeer omdat de voor de fiscale afrekening benodigde liquiditeit mogelijk niet beschikbaar is. - Dubbele heffing door de nieuwe regelgeving
Vanaf 1 januari 2025 zal dubbele belastingheffing optreden als gevolg van de cumulatie van vennootschapsbelasting op het niveau van de cv en de vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting op het niveau van de vennoten van de cv. Vrijgestelde beleggers in de cv (zoals pensioenfondsen) zullen vanaf 1 januari 2025 worden geconfronteerd met vennootschapsbelasting over het beleggingsrendement behaald door de cv waarover vóór 1 januari 2025 geen vennootschapsbelasting is verschuldigd. Dit kan als gevolg hebben dat pensioenen dienen te worden gekort. - Hybride mismatches blijven bestaan
De ongewenste consequenties van het voortbestaan van hybride mismatches blijven bestaan terwijl het wegnemen van die consequenties nu juist het primaire doel is van de nieuwe kwalificatieregels voor personenvennootschappen
Oplossingen
Gegeven die doelstelling stelt de NOB voor slechts die beleggingsfondsen als fgr te kwalificeren die qua aard en functie voldoende overeenkomst vertonen met grote publieke beleggingsfondsen zoals beleggingsmaatschappijen in de vorm van een nv’s en personenvennootschappen die het karakter hebben van een ‘besloten’ beleggingsfonds buiten de definitie van fgr te laten.
Voor het onderscheid tussen een ‘open’ dan wel een ‘besloten’ beleggingsfonds kan gedacht worden aan criteria zoals de aanwezigheid van bewijzen van deelgerechtigdheid die vrij overdraagbaar zijn zonder dat voor de toetreding van de verkrijger de toestemming van de beheerder is vereist, de mogelijkheid voor participanten elkaars identiteit te kunnen achterhalen op basis van het op de rechtsvorm toepasselijke recht, het bestaan van bepaalde kwaliteitseisen voor de deelnemers (bijvoorbeeld het zijn van een professionele belegger) of het persoonlijk op naam uitnodigen voor de vergadering van vennoten.
Bron: NOB, 16 oktober 2024
Geef een reactie