Op 14 juni 2019 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er sprake is van een (op stelselniveau) buitensporig zware last in box 3 indien de belastingdruk in box 3 hoger is dan het gemiddeld zonder (veel) risico’s haalbare rendement. De Orde vindt dat een (beperkte) aanpassing per 1 januari 2020 nodig is om voorzichtige spaarders rechtsherstel en dus rechtszekerheid te bieden.
Dat vormt een schending van het recht op ongestoord genot van eigendom, zoals verwoord in artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Hoge Raad heeft verder aangegeven dat het niet aan de Hoge Raad maar aan de wetgever is om in het rechtsherstel te voorzien.
De Orde vindt dat een (beperkte) aanpassing per 1 januari 2020 nodig is om voorzichtige spaarders rechtsherstel en dus rechtszekerheid te bieden. De Orde gaat in nader detail in op de volgende drie opties:
- optie 1: verhoging van het heffingvrije vermogen;
- optie 2: invoering van een ‘carve out’ voor spaartegoeden en tegenbewijsregeling;
- optie 3: aansluiten bij werkelijk rendement spaartegoeden.
De Orde pleit voor een bredere herziening van de inkomstenbelasting en benadrukt dat het daarbij van groot belang is om aandacht te gegeven aan de fundamenten van een inkomstenbelasting, zoals een zuiver inkomensbegrip, minder verstoring tussen verschillende typen inkomen, draagkracht, eenvoud en uitvoerbaarheid. Dit is cruciaal voor het draagvlak voor de inkomstenbelasting op de langere termijn.
Meer informatie: NOB, 5 juli 2019
Geef een reactie