De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs vraagt in een reactie op de Voorjaarsnota 2023 aandacht voor de daarin aangekondigde aanscherping van de earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen.
Het kabinet stelt voor om de earningstrippingmaatregel per 1 januari 2025 te wijzigen voor vastgoedlichamen. Voorgesteld wordt om bij vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed de drempel van € 1 miljoen uit artikel 15b lid 1 sub a Wet Vpb 1969 buiten toepassing te laten.
Afbakeningsproblemen
Binnen de voorgenomen wijziging vormt de term ‘vastgoed’ het belangrijkste begrip. Gezien de potentiële impact van de maatregel voorziet de NOB discussies met de Belastingdienst over de vraag of een specifieke belastingplichtige kwalificeert als vastgoedlichaam in de zin van de maatregel of niet. De NOB beveelt aan om voor de invulling van het begrip ‘vastgoed’ aansluiting te zoeken bij reeds bekende fiscale begrippen, zoals het begrip ‘gebouw’ uit artikel 3.30a Wet inkomstenbelasting 2001, dan wel het begrip ‘onroerende zaak’ uit het Wet op belastingen van rechtsverkeer. Hierdoor kan worden aangesloten op reeds bekende definities en bestaande jurisprudentie.
Een ander relevant begrip betreft ‘aan derden verhuurd’. Op basis van de thans bekende informatie is nog
niet duidelijk hoe het kabinet deze zinsnede in dit kader wenst in te vullen. De NOB wijst erop dat de
invulling van dit begrip kan leiden tot complexe wetgeving, vooral bij concerns met belangen kleiner dan
100 procent. Voorts vraagt de NOB zich af of in dit kader ook rekening gehouden zal worden met (lichamen van) verbonden personen. Ook zal de vraag opkomen wanneer een lichaam dat ook andere activiteiten ontplooit, als ‘vastgoedlichaam’ kwalificeert.
Fiscale eenheid
Als in de Wet Vpb 1969 wordt opgenomen dat de franchise in de earningsstrippingmaatregel niet geldt voor een ‘vastgoedlichaam’, rijst de vraag of, als zo’n lichaam tot een fiscale eenheid behoort, deze beoordeling op het niveau van de fiscale eenheid moet worden uitgevoerd dan wel per entiteit. De NOB wijst er hierbij op dat een benadering, waarbij de beoordeling op het niveau van de fiscale eenheid doorslaggevend is, mogelijk in strijd kan komen met de rechtspraak inzake de per-element-benadering in de fiscale eenheid, hetgeen de vraag zal oproepen of voor deze specifieke regeling het spoedreparatieregime van toepassing moet worden verklaard. Het spoedreparatieregime geldt niet voor de normale toepassing van de earningsstrippingmaatregel. Een regeling waarbij alleen voor de toepassing van de earningsstrippingmaatregel op vastgoedlichamen het spoedreparatieregime geldt, maar voor de toepassing van de earningsstrippingmaatregel op niet-vastgoedlichamen het spoedreparatieregime niet, komt de NOB voor als onuitvoerbaar. Ook vraagt de NOB aandacht voor de rechtszekerheid van belastingplichtigen.
Bron: NOB, 5 juli 2023
Geef een reactie