Minister Hoekstra van Financiën stuurde de Tweede Kamer de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging van de implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn.
De nota behandelt vragen over de grondslagen om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen, de administratieve lasten en nalevingskosten die uit het wetsvoorstel voortvloeien, de publicatiebevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten en in het bijzonder de vroegtijdige openbaarmaking van besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke boete, de risico’s voor de bescherming van persoonsgegevens, de nationale risicoanalyse en het ontbreken van een wettelijke overgangstermijn voor instellingen om aan de nieuwe verplichtingen uit het onderhavige wetsvoorstel te voldoen.
Het RB gaf een reactie op het wetsvoorstel. In deze uitgebreide nota staat op verzoek van de Tweede Kamer een antwoord op deze reactie. Volgens het RB gaat het wetsvoorstel op twee onderdelen verder dan de vierde anti-witwasrichtlijn vereist. Deze stelling wordt bestreden.
De verplichting om ‘onverwijld’ gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de Financiële inlichtingen eenheid volgt rechtstreeks uit artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de vierde anti-witwasrichtlijn ('onmiddellijk'). Daarnaast is met de verplichting voor bepaalde instellingen onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) om op verzoek een verklaring omtrent gedrag te overleggen aan de toezichthoudende autoriteiten beoogd een praktische invulling te geven aan het bepaalde in artikel 47, derde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn.
Open normen
Het RB wees verder op diverse ‘open normen’ in het wetsvoorstel die om verduidelijking vragen. Het antwoord is dat deze open normen enerzijds verband houden met het risicogebaseerde karakter van de verplichtingen uit de Wwft en anderzijds voortkomen uit het feit dat de Wwft van toepassing is op een breed en divers scala aan instellingen (banken, andere financiële ondernemingen en diverse aangewezen beroepsgroepen). Het gebruik van open normen in het wetsvoorstel waarborgt dat de verplichtingen uit de Wwft op een risicogebaseerde wijze kunnen worden nageleefd door instellingen, op een manier die in overeenstemming is met de omvang van hun onderneming en de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme die zijn verbonden aan hun dienstverlening. Een dergelijke risicogebaseerde benadering wordt internationaal als het meest effectief beschouwd.
Te haastig?
Het RB stelt eveneens de indruk te hebben dat in Nederland extra haast is ontstaan bij het in werking treden van de bepalingen uit het wetsvoorstel, door de overschrijding van de implementatietermijn en de ingebrekestelling van de Europese Commissie die Nederland in dat kader heeft ontvangen. Dit zou ten koste gaan van een zorgvuldige totstandkoming van het wetsvoorstel.
Hoewel een voorspoedige voortgang van dit wetgevingstraject van groot belang wordt geacht, onder meer met het oog op de overschrijding van de implementatietermijn, wordt nadrukkelijk ontkend dat dit ten koste gaat van een zorgvuldige implementatie. Omdat de vierde anti-witwasrichtlijn een complexe en omvangrijke richtlijn is, met een relatief grote impact op banken, andere financiële ondernemingen en aangewezen beroepsgroepen, is gekozen voor een zorgvuldig proces van consultatie en implementatie. Deze zorgvuldigheid, welke heeft geleid tot de geconstateerde overschrijding van de implementatietermijn, blijft in het wetgevingstraject voorop staan.
Wetsvoorstel UBO-register
De implementatie van de bepalingen uit de vierde anti-witwasrichtlijn die betrekking hebben op de registratie van informatie over UBO’s vergt vooral een wijziging van de Handelsregisterwet 2007. Omdat de totstandkoming van een register met UBO-informatie tegelijkertijd ook een aanpassing vergt van bestaande ICT-infrastructuur, is gekozen voor een separaat implementatiewetsvoorstel. Het streven is dit wetvoorstel in de eerste helft van 2018 aan de Kamer aan te bieden. De keuze voor twee afzonderlijke wetsvoorstellen ter implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn brengt met zich dat de noodzakelijke aanpassingen van de Nederlandse wet- en regelgeving op verschillende momenten in werking zullen treden.
Mr. Annemarije Schoonbeek en mr. André Zoutendijk verzorgen dinsdag 6 maart een Masterclass Implementatie vierde anti-witwasrichtlijn voor de trustsector. > Meer informatie en aanmelden
Meer informatie: Aanbiedingsbrief nota n.a.v. het verslag en nota van wijziging implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn, 30 januari 2018
Geef een reactie