Indien in een leveringsakte geen verschuldigde overdrachtsbelasting is opgenomen en uit de inhoud van die akte evenmin volgt dat overdrachtsbelasting is verschuldigd, kan de notaris niet hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor door de verkrijger onbetaald gebleven overdrachtsbelasting. Zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Gelderland.
Het ging om een notaris die betrokken was bij zowel de teruglevering van een woning in 2008, als bij de voorafgaande levering tussen dezelfde partijen in 2003. Hij had het ‘recht van wederinkoop’, waarop de teruglevering was gestoeld, inhoudelijk vormgegeven. De rechtbank was van oordeel dat ter zake van de teruglevering ten onrechte een beroep was gedaan op de vrijstelling in artikel 15, eerste lid, onderdeel r, in verbinding met artikel 19 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Door de teruglevering was de toestand van voor de verkrijging niet feitelijk en rechtens hersteld. De koper had de woning na de levering in 2003 bezwaard met een recht van hypotheek ten gunste van de hypotheekverstrekker. De hypotheekverstrekker was niet geïnformeerd over de teruglevering. Bij de teruglevering was de hypothecaire inschrijving ook niet doorgehaald, zodat zij op de woning was blijven rusten. Volgens de rechtbank had de notaris, gelet op zijn intensieve betrokkenheid bij zowel de levering als de teruglevering, moeten weten dat door de teruglevering de situatie van voor de verkrijging niet feitelijk en rechtens was hersteld. Als notaris had hij bovendien onderzoek moeten doen naar eventuele hypothecaire inschrijvingen op de geleverde woning. Desondanks kon de notaris niet hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de door de verkrijger (alsnog) verschuldigde overdrachtsbelasting. De notaris is slechts aansprakelijk voor de belasting welke volgens de inhoud van de akte wegens de verkrijging is verschuldigd. Nu in de akte geen verschuldigde overdrachtsbelasting was opgenomen en uit de inhoud van die akte evenmin volgt dat overdrachtsbelasting was verschuldigd, betekende dit dat aansprakelijkstelling ten onrechte had plaatsgevonden.
Wet: artikel 42, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, artikel 19 en artikel 15, eerste lid, onderdeel r, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 13 juni 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3112
Geef een reactie