Om vast te kunnen stellen of de rechtsverhouding van een notaris aan alle criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst voldoet, moeten alle omstandigheden in hun onderling verband worden bezien. De fiscus mag niet zomaar aannemen dat het notarisambt het bestaan van een dienstverband verhindert, oordeelt de Hoge Raad.
Voor de beantwoording van de vraag of een notaris in dienst is van een vennootschap (die bestaat uit tien praktijkvennootschappen waarvan de aandelen worden gehouden door de houdstervennootschappen van tien notarissen) moet de fiscus toetsen of de rechtsverhouding aan de volgende voorwaarden voldoet. De notaris moet zich verbinden arbeid te verrichten onder het gezag van de vennootschap en de vennootschap moet zich verplichten tot loonbetaling. De fiscus moet bij de beoordeling van de rechtsverhouding niet alleen kijken naar de rechten en verplichtingen die de partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden. Het enkele feit dat een notaris en de vennootschap niet de wil hebben om een arbeidsovereenkomst te sluiten zou niet de doorslag moeten geven. Dat wil echter niet zeggen dat het ontbreken van stemrecht als het gaat om het opzeggen van een aansluitingsovereenkomst per definitie op een gezagsverhouding duidt en dus ook een dienstverband inhoudt. Volgens de Hoge Raad moet de fiscus vooral rekening houden met de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de rechtsverhouding. Daarbij is van belang dat niet een gescheiden beoordeling plaatsvindt, maar dat alle voorwaarden in hun onderling verband worden bezien.
Wet: artikel 59 Wfsv en artikel 7:610 BW
Meer informatie: Hoge Raad, 17 februari 2012, LJN: BU8926
Geef een reactie