Veel bedrijven hebben minstens één auto van de zaak nodig: voor de ondernemer of voor één of meer werknemers. Daarbij valt te overwegen om een oude auto te gebruiken als bedrijfswagen. Dit kan onder bepaalde voorwaarden fiscale voordelen met zich brengen, zoals een vrijstelling van BPM. Maar onder andere omstandigheden kan een oude auto juist hogere fiscale lasten opleveren.
BPM
Het bedrag aan BPM die de koper bij aanschaf van een oude auto moet betalen, kan erg meevallen. De fiscus berekent namelijk de BPM voor gebruikte voertuigen over de catalogusprijs na aftrek van een vermindering. Deze vermindering is in beginsel gelijk aan de afschrijving, uitgedrukt in procenten van de catalogusprijs. Op verzoek mag men ook de vermindering berekenen aan de hand van de tabel in artikel 8, vijfde lid van de Uitvoeringsregeling BPM 1992. Gaat het om een personenauto die meer dan 25 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, dan is de koper zelfs geen BPM verschuldigd. Bestelauto’s zijn al vrijgesteld van BPM als hun eerste ingebruikname meer dan vijf jaar geleden heeft plaatsgevonden. Als een personenauto niet zo oud is dat de afschrijving aanzienlijk is, en niet zo geavanceerd dat zijn CO2-uitstoot laag is, kan de BPM wel oplopen. De hoogte van de BPM is immers afhankelijk van de CO2-uitstoot.
MRB
In 2013 geldt een vrijstelling van MRB voor motorrijtuigen die minstens dertig jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen of die op 31 december 2011 minstens 25 jaar oud waren. Als de auto in de jaren 1987 tot en met 1990 voor het eerst in gebruik is genomen, kan ook een versoepeling gelden. Men moet de datum van eerste ingebruikname of de leeftijd van de auto kunnen aantonen. De MRB-vrijstelling geldt echter niet ten aanzien van de brandstoftoeslag als de auto op 31 december 2011 nog geen 25 jaar oud was. Deze bepaling geldt niet voor bestelauto’s die meer dan bijkomstig worden gebruikt in het kader van een onderneming. Vanaf 1 januari 2014 zullen alle motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting. Zie ook ‘Weekers bereikt compromis over oldtimerbelasting’.
Onttrekking en bijtelling
Voor wat betreft de inkomsten- en loonbelasting hangt het van de omstandigheden af of het gebruik van een oude auto in de zaak voordelig is. Als een ondernemer of een werknemer de auto van de zaak gebruikt om daarmee meer dan 500 privékilometers te rijden, wordt in beginsel een onttrekking in de winstsfeer of een bijtelling op het loon in aanmerking genomen. Normaal gesproken bedraagt deze verhoging van de fiscale winst of het fiscaal loon 25% van de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen geldt een percentage van 35%. Overigens zou dit percentage kunnen worden verlaagd als de auto ondanks zijn leeftijd een CO2-uitstoot heeft van minder dan 124 gram per kilometer of 112 gram per kilometer als het een dieselauto betreft (bedragen 2013). Tegenover het hogere percentage staat een andere grondslag. Men moet het percentage namelijk berekenen over de waarde in het economische verkeer in plaats van de catalogusprijs. Deze waarde kan lager zijn, zeker als de auto de nodige slijtage vertoont.
Oude auto in box 3
Als een ondernemer een oude auto heeft gebruikt en deze niet meer voor zijn zaak wil inzetten, kan hij deze laten overgaan naar zijn privévermogen. Dit is overigens een onttrekking, waarbij bovendien een eventuele stille reserve vrijvalt. Ook kan een herziening van btw aan de orde zijn, net zoals dat het geval is bij andere privé onttrekkingen. De auto is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing in box 3 mits:
- de ondernemer of personen die behoren tot zijn huishouden de auto gebruiken voor persoonlijke doeleinden; en
- de auto niet wordt aangehouden als belegging. Als de auto van een klassiek type is kan de Belastingdienst stellen dat deze auto feitelijk een beleggingsobject is.
Wet: artikelen 3.20, eerste lid onderdeel b en achtste lid en 5.3, tweede lid, onderdeel c IB 2001, artikel 13bis, eerste lid onderdeel b en achtste lid LB 1964, artikel 10 BPM 1992 en artikel 72, eerste lid onderdeel b en vierde lid MRB 1994
Besluit: artikel 12 Uitv.besl. MRB 1994
Geef een reactie