Heeft een werknemer in een jaar meer dan één auto van de zaak, dan wordt voor elke auto een tijdsevenredige bijtelling gerekend als in totaal meer dan 500 privékilometers zijn gereden. Hierdoor kan het gebeuren dat er bijtelling plaatsvindt over de waarde van een puur zakelijk gereden auto, terwijl de privékilometers zijn gemaakt in een bijtellingsvrije auto.
Deze situatie deed zich onlangs voor bij Hof Amsterdam. Een werknemer had in 2013 de beschikking van twee auto’s van de zaak gekregen. De eerste auto was een Mercedes C 220 die de man ter beschikking stond van 1 januari 2013 tot en met 5 juli 2013. Voor deze Mercedes was een verklaring geen privégebruik auto afgegeven. Vanaf 29 juli 2013 tot de rest van het jaar beschikte de werknemer over een Opel Ampera, een elektrische auto. Voor deze auto gold toen een bijtellingspercentage van 0%. Overigens is dit percentage onder voorwaarden nog steeds van toepassing als het kenteken voor het eerst op naam is gesteld vóór 1 januari 2012. De man had geen rittenregistratie bijgehouden voor de Opel Ampera. De inspecteur mocht daarom ervan uitgaan dat de werknemer in 2013 meer dan 500 privékilometers met beide auto’s had afgelegd. Hij had dan ook de verklaring geen privégebruik auto terecht ingetrokken. Merkwaardig genoeg werd daarom een tijdsevenredige bijtelling toegepast over de alleen zakelijk gebruikte Mercedes en een bijtelling van nihil over de in privé gebruikte Opel Ampera. Maar zo zit de wet nu eenmaal in elkaar, oordeelde het hof.
Wet: artikel 13bis Wet LB 1956
Meer informatie: Hof Amsterdam, 19 april 2016 (gepubliceerd 27 april 2016), ECLI:NL:GHAMS:2016:1579
Geef een reactie