Wie bezwaar maakt tegen een ambtshalve aanslag die is opgelegd voor het niet indienen van de aangifte, moet overtuigend kunnen aantonen deze niet juist is. Dit geldt voor de gehele aanslag zo heeft Hof Arnhem bevestigd
Een bv had in de jaren 2002 tot en met 2006 geen aangiften vennootschapsbelasting ingediend. De inspecteur had daarom voor elk van de jaren een ambtshalve aanslag opgelegd. De bv maakte alleen bezwaar tegen de ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting 2006 en had daarbij op papier de aangiftegegevens ingediend. Uit deze gegevens bleek dat de bv een afwaardering van ongeveer € 177.000 had gedaan wegens oninbare vorderingen op debiteuren. Dit leidde tot een negatief belastbaar inkomen. De bv was van mening dat het voldoende was als zij aannemelijk kon maken dat de vorderingen niet inbaar waren. Hof Arnhem besliste echter dat de bv overtuigend moest kunnen aantonen dat de vorderingen niet inbaar waren en dat daarmee de aanslag dus onjuist was. De omkering van de bewijslast treft namelijk de gehele aanslag. De bv slaagde hier niet in waardoor de vorderingen niet konden worden afgewaardeerd.
Wet: artikel 27e Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
Meer informatie: Hof Arnhem, 31 januari 2012 (gepubliceerd op 17 januari 2012), LJN: BV6157
Geef een reactie