Het omzetten van een eenmanszaak in vennootschap onder firma is aanleiding om geen tegemoetkoming loonkostenvoordeel oudere werknemer te verlenen. Er is dan sprake van een andere inhoudingsplichtige.
Een ondernemer brengt zijn eenmanszaak in mei 2018 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 in in een vennootschap onder firma (VOF). Er is geen VOF-overeenkomst opgemaakt. De naam en de activiteiten van de onderneming wijzigen niet. De ondernemer was in zijn eenmanszaak inhoudingsplichtig voor de loonheffing. De VOF heeft per 1 mei 2018 een ander loonheffingsnummer.
Op 1 maart 2018 is bij de eenmanszaak een werkneemster in dienst getreden die onder de doelgroep oudere werknemers valt. Deze werkneemster ontving tot 1 maart 2018 een WW-uitkering. Zij heeft bij het UWV een doelgroepverklaring (DGV) oudere werknemer aangevraagd. Deze DGV is op 26 april 2018 door UWV afgegeven op naam van de eenmanszaak. De VOF heeft vanaf 1 mei 2018 tot en met 31 december 2018 loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer in de aangiften loonheffing geclaimd. In de voorlopige berekening en de beschikking Wtl over 2018 is het bedrag aan LKV echter op nihil gesteld. Reden voor de VOF om in beroep te gaan.
Tegemoetkoming LKV
Op basis van de wet komt een werkgever in aanmerking voor de tegemoetkoming LKV voor een oudere werknemer als de werknemer in de maand voorafgaande aan de aanvang van de dienstbetrekking een uitkering ontving; de werknemer op het moment van aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder is; de werknemer niet op enig moment in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiensttreding bij deze werkgever in dienstbetrekking is geweest én er sprake is van een aan de werkgever verstrekte geldige DGV.
Geldige doelgroepverklaring
Buiten kijf staat dat op het moment van afgifte van de DGV aan de eerste drie voorwaarden werd voldaan. Struikelblok is de voorwaarde dat aan de werkgever een geldige DGV is verstrekt. De eenmanszaak is immers omgezet in een VOF en heeft een ander loonheffingsnummer. Rechtbank Gelderland is van mening dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om voor de begripsomschrijving ‘werkgever’, in de Wtl, aan te sluiten bij de wettelijke term ‘inhoudingsplichtige’. Omdat vóór de omzetting van de eenmanszaak sprake is van een andere inhoudingsplichtige dan na de omzetting, wordt na de omzetting niet (langer) voldaan aan de laatste van de in de Wtl gestelde vier voorwaarden om in aanmerking te komen voor het LKV. De tekst van de Wtl is duidelijk en laat geen ruimte voor een andere uitleg. Een beroep op het vertrouwensbeginsel van de VOF slaagt niet.
Bron: Rb. Gelderland 9 maart 2021, (gepubliceerd 11 maart 2021), ECLI:NL:RBGEL:2021:1070
Geef een reactie