De herinvesteringsreserve (HIR) bestaat op het moment van een belangenwijziging niet meer en kan derhalve ook niet meer vrijvallen, als een vennootschap in nieuw vastgoed herinvesteert voorafgaand aan het moment van de belangenwijziging. In een dergelijk geval kan er sprake zijn van fraus legis door onaanvaardbare doorkruising van artikel 12a Wet Vpb.
Een bv verkocht op 26 november 2007 een bedrijfspand met vrijstaande dienstwoning en behaalde daarbij een boekwinst van € 2,8 miljoen. De levering vond plaats op 24 februari 2009. Op 23 februari 2009 kocht de bv nieuwe onroerende zaken voor in totaal € 3,2 miljoen. Op 26 februari 2009 werden alle aandelen in de bv verkocht aan een niet gelieerde bv. Op 6 maart 2009 om 16.58 uur werden de aandelen doorverkocht aan een andere bv en om 17.03 uur werden de nieuwe onroerende zaken geleverd. In geschil was of de fiscus de boekwinst van ruim € 2,8 miljoen met toepassing van artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Vpb tot de belastbare winst had moeten rekenen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde net als Rechtbank Noord-Holland dat de inspecteur juist had gehandeld. De inspecteur had aannemelijk gemaakt dat sprake was van een samenstel van rechtshandelingen dat vanaf het begin was gericht op de verkoop van de aandelen in de bv. De aanwending van de HIR had vanuit materieel oogpunt in feite plaatsgevonden door de nieuwe aandeelhouder van de bv, met als doorslaggevende beweegreden voor het samenstel van (rechts)handelingen het voorkomen van toevoeging van de HIR aan de winst van de bv. Dit bracht het hof tot het oordeel dat sprake was van fraus legis bij een onaanvaardbare doorkruising van doel en strekking van artikel 12a van de Wet Vpb (zie ook ‘Fraus legis bij handel in hir-lichamen’).
Wet: artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 16 juni 2015 (gepubliceerd op 19 juni 2015), ECLI:NL:GHARL:2015:4343
Geef een reactie