Als een dga niet alleen borg staat voor de huidige verplichtingen van zijn B.V.’s, maar ook voor eventuele toekomstige verplichtingen, is zijn debiteurenrisico niet te overzien. Hof Den Bosch meent dat de dga in zo’n geval handelt vanuit aandeelhoudersmotieven.
Een holding kreeg aanvullend krediet van een bank onder de voorwaarde dat de twee grootaandeelhouders aanvullend borg stonden voor € 300.000 per persoon. Deze borg gold voor alle huidige en toekomstige verplichtingen van de holding. Dit betekende dat zelfs als de holding haar aanvullend krediet zou aflossen, de grootaandeelhouders borg bleven staan voor al haar resterende een toekomstige schulden. Het hof concludeert daarom dat het debiteurenrisico in zo’n geval niet valt te overzien en evenmin te bepalen. Bovendien had de inspecteur aangetoond dat de B.V. gedurende de laatste jaren verliezen had geleden en een negatief eigen vermogen had. Verder oordeelt het hof dat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die de dga alsnog toestaat om een voorziening te vormen voor de borgstelling. Dit is pas mogelijk als tussen de schuldeiser en schuldenaar een zakelijke relatie bestaat die ook bij afwezigheid van een concernrelatie voldoende gewicht heeft om het debiteurenrisico te aanvaarden.
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch 30 maart 2018 (gepubliceerd 12 mei 2018), ECLI:NL:GHSHE:2018:1396
Geef een reactie