Een vermogensbezitter is ten aanzien van de Belastingdienst niet gebonden aan een akkoordverklaring over de verdeling van de gezamenlijke grondslag voor sparen en beleggen tussen hem en zijn ex-partner. Dit is anders als een compromis hierover met de Belastingdienst is overeengekomen of anderszins ondubbelzinnig afstand is gedaan van het recht de tot stand gekomen onderlinge verhouding te wijzigen.
De Belastingdienst corrigeerde het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van een vermogensbezitter en haar ex-partner vanwege verzwegen Zwitsers vermogen. De Belastingdienst paste daarbij de correctie op basis van een verdeling van het buitenlandse vermogen van 50% bij de vermogensbezitter en 50% bij haar ex-partner toe. Volgens het hof had de gemachtigde van de vermogensbezitter nadrukkelijk en ondubbelzinnig verklaard dat bij vaststelling van verzwegen vermogen op een Zwitserse rekening, een verdeling van 50%-50% tussen de vermogensbezitter en haar ex-partner akkoord is. Volgens het hof was sprake van een ondubbelzinnige akkoordverklaring door de gemachtigde waarop de vermogensbezitter niet meer kan terugkomen.
De Hoge Raad ziet de verklaring door de gemachtigde echter niet als ondubbelzinnig. De Hoge Raad oordeelt dat een belastingplichtige in beginsel niet gebonden is aan een akkoordverklaring over de verdeling van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, tenzij een compromis het tegendeel inhoudt of (anderszins) ondubbelzinnig afstand is gedaan van het recht de tot stand gekomen onderlinge verhouding te wijzigen. De eisen van een goede procesorde maken dat niet anders. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Den Bosch om te onderzoeken voor welke onderlinge verhouding de vermogensbezitter en haar ex-partner hebben gekozen voor het verzwegen buitenlandse vermogen.
Meer informatie: Hoge Raad 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1896
Geef een reactie