Als een werknemer het voordeel van een ter beschikking gestelde auto niet geniet in verband met zijn dienstbetrekking, hoeft er geen bijtelling in de loonheffingsfeer plaats te vinden. Dit was het geval bij een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden.
Een man – aandeelhouder van de grootmoedervennootschap van een aardappelschilbedrijf – was in loondienst bij dat aardappelschilbedrijf. Toen de moedervennootschap in juli 2005 de aandelen van het bedrijf verkocht aan een onafhankelijke derde, bleef de man in dienst. In augustus 2007 schafte de (voormalige) grootmoedervennootschap een Lexus aan, die zij op grond van privéoverwegingen ter beschikking stelde aan haar aandeelhouder. Op dat moment werd de auto niet in verband met het verrichten van arbeid ter beschikking gesteld en er vond dan ook geen bijtelling in de loonbelasting plaats. Op 3 oktober 2008 kreeg de voormalige moedervennootschap echter weer alle aandelen in het aardappelschilbedrijf in handen en was er dus een aandeelhoudersrelatie. De inspecteur meende dat er vanaf dat moment wel bijtelling moest plaatsvinden. Hof Arnhem-Leeuwarden was het daarmee niet eens en verwees daarbij naar een Hoge Raad arrest (ECLI:NL:HR:2000:AA7993): als een werknemer in verband met zijn dienstbetrekking een voordeel geniet van een ander dan de werkgever, is alleen sprake van loon als het voordeel wordt verstrekt in opdracht en voor rekening van die werkgever, of – als dit binnen concern gebeurt – met medeweten van de werkgever. Hiervan was geen sprake volgens het hof. De werknemer genoot het voordeel niet in verband met zijn dienstbetrekking. Bovendien was de auto in augustus 2007 niet met medeweten van het aardappelschilbedrijf ter beschikking gesteld. Het bedrijf had de bijtelling dus terecht niet toegepast voor het privégebruik van de werknemer.
Wet: artikel 13bis Wet LB
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7457
Geef een reactie