Het vermoeden van onschuld is niet beperkt tot procedures betreffende een ‘criminal charge’, maar kan zich uitstrekken tot een daarop volgende bejegening door een bestuurlijke autoriteit die op zichzelf beschouwd niet onder de reikwijdte van de onschuldpresumptie valt.
Aan een ondernemer, een eenmanszaak in de afbouwbranche, is over de jaren 2010 tot en met 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd, vermeerderd met heffings- en belastingrente. De naheffingsaanslag had betrekking op de werkzaamheden van vijf Bulgaarse stukadoors die sinds 2010 in VOF-verband werkzaamheden voor de ondernemer verrichtten. Een strafrechtelijke vervolging voor het opmaken van valse facturen werd geseponeerd. Wel legde de Belastingdienst naar aanleiding van de bevindingen in de onderzoeken de naheffingsaanslag loonheffingen op.
Dienstbetrekking
Bij Rechtbank Gelderland is primair in geschil of de naheffingsaanslag loonheffingen in strijd met de onschuldpresumptie is opgelegd en subsidiair of sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Volgens de rechtbank heeft de ondernemer niet aannemelijk gemaakt dat een voldoende verband bestaat tussen de strafrechtelijke procedure en onderhavige fiscale procedure. De vrijspraak voor het opmaken van valse facturen is een andere dan het verwijt dat de Belastingdienst maakt dat sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Volgens de rechtbank heeft de vrijspraak voor het opmaken van valse facturen dan ook niet tot gevolg dat de fiscus geen naheffingsaanslag mocht opleggen.
Vervolgens beoordeelt de rechter of er sprake was van een dienstbetrekking. De volgende feiten zijn daarbij van belang. De stukadoors verrichtten hun werkzaamheden onder leiding van de ondernemer. Deze ondernemer voerde de offertebesprekingen met de opdrachtgevers en deze ondernemer onderhield ook alle contacten met die opdrachtgevers. Bovendien konden de stukadoors zich niet zonder toestemming vrij laten vervangen en de ondernemer betaalde loon aan de stukadoors. Volgens de rechtbank is daarom sprake van een dienstbetrekking. De naheffingsaanslag is dus terecht opgelegd.
Wet: art. 6 lid 2 EVRM en art. 2 Wet LB 1964
Rechtbank Gelderland 29 januari 2019 (gepubliceerd op 5 februari 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:404
Geef een reactie