Een natuurlijk persoon die btw-ondernemer is, kan alleen btw aftrekken op aankopen als deze aankoop voldoende verband houdt met zijn onderneming of op zichzelf een ondernemingswerkzaamheid vormt. Een incidentele aankoop van baren zilver met de bedoeling deze onder gunstige omstandigheden te verkopen is bijvoorbeeld geen ondernemingsactiviteit, zo oordeelde de Hoge Raad.
Een vrouw dreef een juridische onderneming en was zodoende een ondernemer voor de btw. Eind 2011 kocht zij baren zilver om deze te zijner tijd onder gunstige omstandigheden te verkopen. De vrouw wilde de btw die zij gefactureerd kreeg vanwege de levering van het zilver aftrekken. Volgens haar volgde uit het zogeheten Kostov-arrest (Hof van Justitie van de EU 13 juni 2013, nr. C-62/12) dat iedere incidenteel verrichte handeling onder bezwarende titel door een btw-ondernemer tot zijn economische activiteiten behoort. Maar de Hoge Raad wees op de aanvullende voorwaarde dat de handeling een economische activiteit moet zijn. In dit verband zijn economische activiteiten:
- alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverlener. Hieronder vallen ook de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van een vrij beroep; en
- de exploitatie van een (on)lichamelijke zaak om daaruit duurzaam opbrengst te verkrijgen.
De incidentele aankoop van zilver vormde geen van bovenstaande activiteiten en was dus geen economische activiteit. De aankoop van het zilver vond evenmin plaats in het kader van de juridische onderneming van de vrouw. Zij kon de btw in verband met de levering van het zilver daarom niet aftrekken.
Wet: artikel 7, eerste lid wet OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2983
Geef een reactie