Soms weet iemand door de activiteiten van zijn echtgenoot een netwerk binnen een bepaalde branche op te bouwen, waardoor hij gemakkelijk aan opdrachten kan komen. Deze omstandigheid sluit niet uit dat die persoon fiscaal ondernemer is, zo oordeelt Rechtbank Noord-Nederland.
Een vrouw was onder huwelijkse voorwaarden getrouwd met een filmproducent die (mede)aandeelhouder was van diverse B.V.’s. De vrouw zelf was geen aandeelhouder van deze B.V.’s en evenmin op grond van huwelijksvermogensrecht gerechtigd tot de aandelen. Zij dreef een eenmanszaak en verrichtte twee soorten werkzaamheden. Ten eerste verzorgde zij de reguliere administratie voor de B.V.’s van haar echtgenoot. Zij ontving voor deze werkzaamheden van elke B.V. een vast bedrag per kwartaal. Verder verrichtte de vrouw werkzaamheden als officemanager op basis van verkregen opdrachten. Die werkzaamheden voerde zij uit bij samenwerkingsverbanden die waren samengesteld voor het produceren van een film. Bij alle samenwerkingsverbanden waarvoor de vrouw als officemanager werkte, was haar echtgenoot betrokken als (co)producent van de film.
Zelfstandige werkzaamheden
De Belastingdienst meent dat de vrouw geen fiscaal ondernemer is, maar resultaat uit overige werkzaamheden behaalt. De inspecteur stelt dat de activiteiten van de vrouw niet zelfstandig genoeg zijn. Hij stelt dat de vrouw al haar inkomsten verwerft via B.V.’s waarin haar echtgenoot aandelen houdt of via samenwerkingsverbanden waarbij haar echtgenoot is betrokken. Maar de vrouw wijst erop dat haar man geen uitvoerend producent is, maar alleen voor de financiering zorgt. Het zijn de uitvoerend producenten die met derden contracten aangaan en van wie de vrouw haar opdrachten verkreeg. Bovendien weet de vrouw aannemelijk te maken dat zij soms niet werd aangenomen als officemanager bij projecten waarbij haar echtgenoot was betrokken. De inspecteur wijst er nog op dat de vrouw haar opdrachten voor verschillende producenten verkrijgt via de contacten van B.V.’s van haar echtgenoot. Deze omstandigheid sluit echter fiscaal ondernemerschap niet uit. De vrouw maakt hooguit handig gebruik van de bekendheid van haar echtgenoot in de filmwereld. De rechtbank vindt dat de fiscus niet bewijst dat de vrouw automatisch in de slipstream van haar echtgenoot wordt ingehuurd. Ten slotte besluit de rechtbank om de activiteiten van de vrouw in hun totaliteit te beoordelen. Het aandeel van de werkzaamheden voor de B.V. van de echtgenoot is te laag om te twijfelen aan de zelfstandigheid van de vrouw. De rechtbank oordeelt daarom dat zij fiscaal gezien ondernemer is.
Wet: art. 3.4 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 16 juli 2019 (gepubliceerd 18 juli 2019), ECLI:NL:RBNNE:2019:3084
Geef een reactie