Hof Arnhem-Leeuwarden stelt vast dat btw-ketenfraude vaak plaatsvindt bij een kortdurende intensieve handel met een bepaalde afnemer, die vervolgens wordt vervangen door een andere afnemer. Een ondernemer die gedurende lange tijd handelt met dezelfde afnemer, hoeft minder kritisch te zijn in de controle op btw-fraude.
Op grond van Unierecht moet de Belastingdienst de toepassing van het nultarief accepteren als voldaan is aan de daartoe vereiste materiële voorwaarden. Aan deze materiële voorwaarden is voldaan als goederen zijn vervoerd naar een andere lidstaat en de afnemer deze goederen verwerft in zijn hoedanigheid van btw-ondernemer. De fiscus mag echter de toepassing van het nultarief wel weigeren als:
- niet is voldaan aan de formele voorwaarden, waardoor niet valt te controleren of is voldaan aan de materiële voorwaarden; of
- sprake is van een keten waarin btw-fraude plaatsvindt en de belastingplichtige weet of had moeten weten dat hij hieraan deelnam.
Het hof gaat in op de vraag wanneer een ondernemer moet weten dat sprake is van btw-fraude. In de desbetreffende zaak is de belanghebbende ondernemer niet heel erg kritisch geweest ten aanzien van zijn afnemer uit Estland. Maar het hof vindt dat de ondernemer in de periode vóór januari 2008 evenmin had moeten weten dat sprake waas van grootschalige btw-fraude. Hij had jarenlang leveringen opgegeven in zijn 'listing' van intracommunautaire leveringen met het btw-nummer van deze afnemer. Gedurende deze periode was geen melding geweest van een mismatch tussen de leveringen en de verwervingen. Bij btw-ketenfraude is juist vaak sprake van kortdurend en intensief handelen met een afnemer, die vervolgens door een andere afnemer wordt vervangen. Bovendien blijkt niet dat de ondernemer heeft geprofiteerd van de btw-fraude. Hij heeft alleen winst behaald op de auto’s die hij aan de afnemer uit Estland heeft verkocht. De Belastingdienst mag daarom de toepassing van het nultarief niet weigeren door de ondernemer een naheffingsaanslag op te leggen over de periode vóór1 januari 2008.
Wet: art. 9, tweede lid, onderdeel b en post a.6 Tabel II Wet OB 1968
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 mei 2019 (gepubliceerd 31 mei 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:4274
Geef een reactie