Hoewel particulieren uiteindelijk wel de btw betalen, hebben zij normaal gesproken niet te maken met de btw-plicht en -administratie. Dit is anders als zij een nieuwe auto leveren aan iemand die woont of is gevestigd in een andere lidstaat van de EU. In dat geval merkt de Belastingdienst die particulier aan als btw-ondernemer.
Fictieve btw-ondernemer
Bijna alle handelingen die leiden tot de heffing van omzetbelasting, worden verricht door ondernemers. Een van de uitzonderingen op deze hoofdregel is de levering van een nieuw vervoermiddel, waarbij dit vervoermiddel wordt verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat. Deze levering is ook belast met btw als de leverancier feitelijk geen btw-ondernemer is, maar bijvoorbeeld een particulier. De leverancier wordt in dat geval per fictie eenmalig aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.
Definitie nieuw vervoermiddel
De Wet op de omzetbelasting 1968 geeft een eigen definitie van het begrip ‘nieuw vervoermiddel. Nieuwe vervoermiddelen zijn:
- auto’s en andere landvoertuigen mits uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kW. Deze voertuigen kwalificeren als nieuw als zij niet meer dan zes maanden geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen dan wel er hooguit zesduizend kilometer mee is afgelegd;
- schepen die zijn bestemd voor het personen- of goederenvervoer. Het gaat daarbij om schepen met een lengte van meer dan 7,5 m. Bovendien worden deze schepen pas aangemerkt als nieuw als hooguit drie maanden zijn verstreken sinds de eerste ingebruikneming of als zij minder dan honderd vaaruren hebben; en
- luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg. Luchtvaartuigen tellen als nieuw als zij maximaal drie maanden geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen of als men niet meer dan veertig uren met deze luchtvaartuigen heeft gevlogen.
De toets of het vervoermiddel nieuw genoeg is voor de regeling vindt plaats op het tijdstip van de levering.
Uitzonderingen nieuw vervoermiddel
De levering van de volgende vervoermiddelen valt niet onder de regeling van het fictieve btw-ondernemerschap:
- zeeschepen, met uitzondering van pleziervaartuigen; en
- luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer.
Verplichtingen fictieve btw-ondernemer
Wie een nieuw vervoermiddel levert aan een particulier of een ondernemer uit een ander EU-land en daardoor fictief btw-ondernemer wordt, is verplicht om een factuur uit te reiken. De fictieve btw-ondernemer moet daarop de gegevens vermelden die nodig zijn om te bepalen of een vervoermiddel kwalificeert als nieuw. Hij kan dit bijvoorbeeld doen met het kentekenbewijs. In beginsel moet de fictieve btw-ondernemer btw-aangifte doen. Op de website van de Belastingdienst kan hij daartoe een aangifteformulier downloaden. Overigens valt de levering van een nieuw vervoermiddel in beginsel onder het btw-tarief van 0%. Dit komt omdat de intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel een belastbaar feit is voor de btw. Dit is zelfs het geval als de afnemer een particulier is.
Recht op aftrek voorbelasting
Met het eerder vermelde aangifteformulier kan de particulier ook btw terugvragen. De aftrek is echter beperkt tot de belasting die in de aankoopprijs is begrepen of die verschuldigd is geworden ten aanzien van de intracommunautaire verwerving van het desbetreffende vervoermiddel. Deze belasting wordt gesteld op 21/121 van het bedrag van de aankoopprijs exclusief BPM. Verder mag de aftrek nooit hoger zijn dan het bedrag aan belasting dat verschuldigd zou zijn wanneer de intracommunautaire levering niet onder het nultarief zou vallen.
BPM
In beginsel geldt voor ondernemers een vrijstelling van BPM bij de tenaamstelling van bestelauto’s die zij voor meer dan 10% gebruiken voor hun onderneming. De BPM sluit hierbij aan op het ondernemersbegrip in de omzetbelasting. De wet stelt uitdrukkelijk dat deze vrijstelling niet geldt als sprake is van fictief btw-ondernemerschap in verband met de levering van een nieuw vervoermiddel.
Wet: artikelen 2a, eerste lid, onderdeel f, 7, zesde lid en 15, derde lid Wet OB 1968 en artikel 13a, eerste lid Wet BPM 1992
Beschikking: artikel 10a Uitv.besch. OB 1968
Geef een reactie