Een ondernemer die zelfstandige ondernemers werkzaamheden laat uitvoeren in het kader van de onderneming moet loonheffing inhouden en afdragen als die werkzaamheden alle kenmerken van een dienstbetrekking hebben.
Bij onderneemster met een tolk-vertaalbureau werd een boekenonderzoek uitgevoerd. Het bureau verzorgde cursussen Spaans en Nederlands voor Spaanstaligen. Naar aanleiding daarvan volgen naheffingsaanslagen loonheffing. Uit het onderzoek bleek dat de lessen werden gegeven door docenten die op basis van mondelinge afspraken waren ingehuurd. Uiteindelijk was het de vraag of twee van de vijf docenten in dienstbetrekking waren. Volgens de inspecteur waren de docenten in dienstbetrekking omdat zij tegen vergoeding cursussen verzorgden en daarbij gebruik maakten van het door het tolk-vertaalbureau voorgeschreven lesmateriaal. De docenten konden zich niet laten vervangen en de docenten werden na afloop van een cursus middels een evaluatieformulier door de cursisten beoordeeld. Het standpunt van de onderneemster dat de twee docenten ook een eigen onderneming hadden en dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen de docenten als ondernemer heeft erkend, wil volgens de rechtbank niet zeggen dat er geen sprake is van een dienstbetrekking. Ook het feit dat de docenten privélessen gaven in dienst en in naam van het tolk-vertaalbureau dat daarvoor de vergoeding ontving, maakt niet dat er geen dienstbetrekking is. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel van de onderneemster, waarvoor zij de vergelijking maakt met de pakketbezorgers van PostNL, slaagt niet. Een van de docenten beschikt over een VAR-WUO maar de daarin genoemde werkzaamheden komen niet overeen met de werkzaamheden waarvoor de vergoeding is betaald. Kortom, de docenten worden geacht in dienstbetrekking te zijn.
Volgens de onderneemster kan over de aan de twee docenten betaalde vergoedingen geen loonheffing worden nageheven omdat de vergoedingen in hun aangiften zijn verwerkt. Daar de inspecteur niet kan achterhalen of de vergoedingen in de aangiften van de docenten zijn verwerkt omdat hij alleen totaalbedragen kan zien en de aanslagen van de docenten zijn vastgesteld voordat de naheffingsaanslagen LH zijn opgelegd, kunnen volgens de rechtbank voor de twee docenten alleen de premies voor werknemersverzekeringen en de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet bij de onderneemster worden nageheven.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 30 april 2018 (gepubliceerd 5 juni 2018) ECLI:NL:RBNHO:2018:3744
Geef een reactie