De afdrachtvermindering onderwijs die in 2014 is afgeschaft levert nog veel jurisprudentie op naar aanleiding van door de fiscus opgelegde naheffingsaanslagen. In een recente zaak oordeelde Rechtbank Gelderland dat de werkgever er niet was geslaagd in zijn bewijslast dat de afdrachtvermindering terecht was toegepast. Maar ook de fiscus was niet geslaagd in zijn bewijslast dat sprake was van grove schuld.
Een producent van afsluiters startte in 2010 binnen haar bedrijf een opleidingsprogramma waaraan vrijwel alle circa tweehonderd werknemers deelnamen. Het scholingstraject knoopte aan bij zeven beroepsbegeleidende leerweg (BBL) opleidingen die in het centraal register beroepsopleidingen (crebo) zijn opgenomen. In dit kader zijn beroepspraktijkovereenkomsten (POK’s) afgesloten met de werknemers. Na een boekenonderzoek in 2013 stelde de inspecteur dat het bedrijf ten onrechte de afdrachtvermindering onderwijs in de jaren 2010-2013 had toegepast. De fiscus legde naheffingsaanslagen op voor een bedrag van in totaal ruim 1,5 miljoen euro, vermeerderd met heffingsrente en een (gematigde) vergrijpboete (25%) van € 75.000. Het bedrijf ging in beroep.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat op de werkgever de bewijslast rust dat de afdrachtvermindering terecht was toegepast. Volgens de rechtbank is de werkgever daar niet in geslaagd. Zo heeft het bedrijf tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat in de beroepspraktijkovereenkomsten het juiste aantal praktijkuren was vermeld. De werkgever heeft aangeboden om aan de hand van certificaten, verklaringen, getuigschriften, aanwezigheidslijsten, enzovoort aannemelijk te maken dat de beroepspraktijkvorming wel degelijk is gevolgd. Maar omdat de harde schijf die deze gegevens bevat niet meer goed toegankelijk is, acht de rechtbank dit aanbod onvoldoende concreet. Bovendien ontbreekt op die documenten de ondertekening door de deelnemers.
Geen grove schuld
Wat betreft de opgelegde vergrijpboete stelt de rechtbank dat de bewijslast dat er sprake was van grove schuld bij de inspecteur ligt. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur grove schuld niet aannemelijk gemaakt. De inspecteur voerde onder meer aan dat de kosten van de opleiding lager waren dan de geclaimde afdrachtvermindering, maar dit standpunt is ter zitting ingetrokken. Ook het feit dat de onderneming afging op de adviezen van de aanbieders van de opleiding levert geen grove schuld op, temeer daar deze adviezen ook zijn voorgelegd aan haar reguliere adviseurs. Dat het om deelopleidingen ging, kan evenmin een argument voor grove schuld zijn. Vanwege de termijnoverschrijding maakt de onderneming nog aanspraak op een vergoeding voor immateriële schade. Deze kent de rechtbank toe: hiervoor is het niet relevant of het beroep gegrond was of niet, maar enkel of de zaak binnen een redelijke termijn is afgehandeld of niet.
Wet: art. 14 lid 1 a WVA (oud); art. 67f AWR; par. 25 BBBB
Meer informatie: Rb. Gelderland 20 februari 2018 (publicatie 14 maart 2018) ECLI:NL:RBGEL:2018:1119
Geef een reactie